de imperatief zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'ɪmperatif ] Afbreekpatroon: im·pe·ra·tief Verbuigingen: imperatieve (meerv.) 1) gebiedende wijs taalkunde Voorbeelden: 'Een bevel of opdracht geef je met een imperatief.' , 'Je schrijft meestal een uitroepteken achter een imperatief.' 2) voorschrift om moreel ...
1) Bevelend 2) Bindend 3) Dwingend 4) Gebiedend 5) Gebiedende wijs 6) Gelastend 7) Heerszuchtig 8) Taalkundige term 9) Vereisend 1) Bevelend 2) Dwingend 3) Ga 4) Gebiedend 5) Gelastend 6) Halt 7) Imp 8) Loop 9) Sta 10) Stop 11) Vereisend 
Let op: Spelling van 1858 imperativus, Lat., de gebiedende wijs der werkwoorden, als bijvoegelijk woord: gebiedend
gebiedende wijs (toon de herkomst via de etymologiebank)
•de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden. (+audio)
[filosofie] Zedelijk gebod. Bij Kant is imperatief een zedelijk gebod van algemene strekking, in tegenstelling tot een persoonlijke stelregel (maxime). De imperatief is hypothetisch als hij slechts onder bepaalde voorwaarden geldt, en categorisch als hij onvoorwaardelijk, onder alle mogelijke omstandigheden van kracht is. Zi...[taalwetenschap] Bevelsvorm. Constructie waarbij het onderwerp (steeds de aangesprokene) wordt weggelaten, en die begrepen wordt als een opdracht of bevel: 'ga weg'; 'geef mij dat blaadje eens'.
gebiedende wijs
dwingend of gebiedend; met onweerstaanbare dwang
(Imperatief, Imperativus) De gebiedende wijs; de modus van het gebod (of: de negatieve modus van het verbod)
rechtswetenschap: verplicht. ...