hijsen werkw. Uitspraak: [ ˈhɛisə(n) ] Afbreekpatroon: hij·sen Vervoegingen: hees (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehesen (volt.deelw.) 1) (iets) omhoogtillen aan een touw of kabel Voorbeelden: 'een vlag hijsen' , 'het anker hijsen als je weg wilt varen' Synoniem: ophijsen 2) veel alcoholische drank drinken
1) Borrel drinken 2) Drinken 3) Een stevig glas drinken 4) Heffen 5) In de hoogte halen 6) Naar boven trekken 7) Omhoog trekken 8) Omhooghijsen 9) Omhoogtrekken 10) Ophalen 11) Opheffen 12) Ophijsen 13) Opsteken 14) Opstrijken 15) Optakelen 16) Optrekken 17) Sjorren 18) Stevig drinken 19) Takelen 20) Veel drinken 1) Drinken 2) Heffen 3) Lichten 4) Lieren 5) Omhoogtrekken 6) Ophalen 7) Opheffen 8) Ophijsen 9) Opsteken 10) Optakelen 11) Optillen 12) Optrekken 13) Sjorren 14) Takelen 
(van zeilen) Het hijsen van de zeilen is de zeilen gebruiksklaar maken om te gaan zeilen (optuigen). Het hijsen van de zeilen gebeurt meestal met vallen. Soms wordt het zeil ook uitgerold uit de mast en vastgezet op de giek (bij torentuig). Hijsen kan alleen op een aandewindse of indewindse koers, omdat het schip anders direct wegzeilt en er...
naar boven trekken (toon de herkomst via de etymologiebank)
•iets in opwaartse richting trekken, al of niet middels een katrol. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
naar boven trekken
naar boven trekken
het heftig op en neer gaan van het schip in zware golfsalg. Verwante termen: stampen, rollen, dompen.