hetgeen pronoun Uitspraak: [ hɛtˈxen ] Afbreekpatroon: het·geen <je zegt dit als je praat over iets dat je al gezegd hebt> formeel Voorbeelden: 'Ik heb een fout gemaakt, hetgeen me spijt.' , 'Ik houd me aan hetgeen is afgesproken.' Synoniem: wat Synoniemen: wat 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hetgeen