[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] muts, met een van achter afhangende, geplooide kanten strook, die de vrouwen over het oorijzer dragen. Bij verkorting ook flodder. Uit het begrip flodderen = loshangen, sproot de betekenis voort van floddermuts = slordig-opgemaakte muts, of ook van nachtmuts. Het gedeelte... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0010.php