duiden werkw. Uitspraak: [ 'dœydə(n) ] Afbreekpatroon: dui·den Vervoegingen: duidde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geduid (volt.deelw.) (iemand) uitleggen wat iets betekent Voorbeelden: 'de horoscoop duiden' , 'tarotkaarten duiden' Synoniemen: : verklaren, uitleggen iemand iets euvel duiden formeel (iemand iets kwalij...
1) Aanwijzen 2) Beduiden 3) Betekenen 4) Doelen 5) Doelen op 6) Uitleggen 7) Verklaren 8) Wijzen 9) Wijzen met de vinger 10) Wijzen met de vingers 11) Zinspelen op 1) Aanwijzen 2) Doelen 3) Uitleggen 4) Verklaren 5) Wijzen 6) Zinspelen 
uitleggen, vertalen; betekenen (toon de herkomst via de etymologiebank)
zeggen wat het betekent vb: een droom kun je meestal wel duiden Synoniemen: uitleggen verklaren toelichten uiteenzetten expliciteren ontvouwen ophelderen specificeren
wijzen, uitleggen