converseren werkw. Uitspraak: [ kɔnvɛrˈzerə(n) ] Afbreekpatroon: con·ver·se·ren Vervoegingen: converseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geconverseerd (volt.deelw.) een gesprek hebben (met iemand) Voorbeeld: 'De scholieren converseerden met de minister over de politiek.' Synoniemen: praten spreken 4 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/converseren