barbecueën werkw. Uitspraak: [ ˈbɑ:rbəkjuwə(n) ] Afbreekpatroon: bar·be·cue·en Vervoegingen: barbecuede (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebarbecued (volt.deelw.) eten bereiden op de barbecue (1) en daarna opeten Voorbeelden: 'tot laat in de avond barbecueën in de tuin' , 'iemand uitnodigen om te barbecueën' 5 definities...... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/barbecueën
Het op een rooster boven een gloeiend houtskoolvuur (of alternatief) gaarmaken van vlees, vis, groenten, fruit of andere producten In essentie bestaat een barbecue uit een vuurbak voor de gloeiende kooltjes en een metalen rooster om de gerechten boven de gloeiende kooltjes te houden
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10990