assisteren werkw. Uitspraak: [ ɑsis'terə(n) ] Afbreekpatroon: as·sis·te·ren Vervoegingen: assisteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geassisteerd (volt.deelw.) (iemand) helpen Voorbeeld: 'de dokter assisteren bij de behandeling' Synoniemen: bijspringen bijstaan handreiken helpen ondersteunen seconderen weldoen 6 definities...
1) Bijspringen 2) Bijstaan 3) Handreiken 4) Helpen 5) Hulp geven 6) Medewerken 7) Meewerken 8) Ondersteunen 9) Seconderen 10) Steunen 11) Te hulp komen 12) Terzijde staan 13) Weldoen 
helpen (toon de herkomst via de etymologiebank)
•een helpende hand bieden.
bijstaan
bijstaan
Engels:Assist bijstaan
bijstaan