LA_vankeymeulen.book Page 83 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K INDERWOORDEN
IN HET
C APPADOCISCHE
VERWANTSCHAPSSYSTEEM
Mark Janse & Johan Vandewalle*
1.
Inleiding
In 2005, toen het Cappadocisch1 nog als een dode taal beschouwd werd, kreeg de
eerste auteur van deze bijdrage een opname van zijn Griekse collega Dimitris Papazachariou van de Universiteit van Patras met daarop de eerste Cappadocische
woorden die hij ooit gehoord had (Janse 2008a: 126):
/patéram dóika fʃéa épki/
De betekenis van deze woorden wordt iets duidelijker als men ze in het Grieks
transcribeert:
πατέρα μ’ dώϊκα φ9σέα έπ’κι
Wie Grieks kent, zoals Jacques, zal in het eerste woord een vorm van πατέρας
/patéras/ ‘vader’ herkennen en in het tweede, dankzij de apostrof, een vorm van
het onbeklemtoonde (enclitische) bezittelijk voornaamwoord μου /mu/ ‘m’n’. Het
ontbreken van het bepaald lidwoord /o/ in de nominatief enkelvoud van mannelijke woorden is karakteristiek voor het Cappadocisch (Janse 2004: 12-14).2
Het derde woord is wellicht moeilijker te herkennen, maar is wel degelijk
Grieks, meer bepaald een Cappadocische variant van het telwoord δώδεκα
/ðóðeka/ ‘twaalf’. Ook het laatste woord is Grieks, maar alleen herkenbaar voor
wie Byzantijns Grieks kent: έπ’κι /épki/ is een gesyncopeerde vorm van έποικε
/épike/, de derde persoon enkelvoud van de indicatief aorist van ποιώ /pió/ <
Oudgrieks ποιέω ‘doen, maken’. In het Nieuwgrieks is dit werkwoord vervangen
*
Universiteit Gent.
– 83 –
LA_vankeymeulen.book Page 84 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
M AR K J ANS E & J OHAN V ANDEWALLE
Figuur 1: Kaart Griekenland en Turkije
door κάνω /káno/, met dezelfde betekenis. De sluiting van onbeklemtoonde /e/ >
/i/ is geattesteerd in slechts drie Cappadocische dialecten, maar de syncope /épike/
> /épki/ en de evolutie van /ðóðeka/ > /dóika/, eveneens met vocaalsluiting, toont
aan dat we te maken hebben met het dialect van Semenderé (zie § 2).
Dat betekent dat we alle woorden hebben kunnen identificeren, behalve het
voorlaatste. Jacques en andere goede lezers zullen uit de titel afgeleid hebben dat de
betekenis van φ9σέα /fʃéa/ ‘kinderen’ moet zijn. De verschillende vormen van dit
typisch Cappadocische woord en van andere Cappadocische ‘kinderwoorden’ worden in de volgende sectie besproken. Niet echter voor we de Nieuwgriekse versie
van het Cappadocische zinnetje gegeven hebben:3
ο πατέρας μου έκανε δώδεκα παιδιά
/ο patéraz mu ékane ðóðeka peðʝá/
‘m’n vader heeft twaalf kinderen gemaakt’
2.
De Cappadocische dialecten
Het Cappadocisch is één van de zogenaamde Kleinaziatische dialecten van het
Grieks, waarvan het Pontisch en het Farasiotisch de bekendste andere vertegenwoordigers zijn. Deze dialecten hebben zich ontwikkeld uit de Kleinaziatische
Koinē, een regionale variant van het Hellenistisch Grieks, die zich in de periode na
de veroveringen van Alexander de Grote (356-323 v.Chr.) over de Hellenistische
koninkrijken verspreid heeft. De Nieuwgriekse dialecten zijn, met uitzondering
van het Tsakonisch in de Peloponnesus en misschien ook het Griko in Zuid-Italië,
uit deze Koinē ontstaan en er is dus geen directe continuïteit met de Oudgriekse
dialecten. De Kleinaziatische dialecten werden na de verovering van Klein-Azië
door de Turken in de elfde eeuw geïsoleerd van de rest van de Grieks-sprekende
– 84 –
LA_vankeymeulen.book Page 85 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K I N DE RW O O RD EN
IN HET
C A P P A D OC I S C HE
VE R WAN TS C H APS S YS TE EM
wereld, waardoor het Griekse element in essentie Byzantijns Grieks is gebleven en
relatief weinig kenmerken gemeenschappelijk heeft met de andere Nieuwgriekse
dialecten. Vanaf de elfde eeuw komt daar de immense invloed van het Turks bij,
waardoor met name het Cappadocisch in Griekse oren Turks klonk en klinkt.
Sinds de volkerenruil tussen Griekenland en Turkije in 1923-1924 wordt het Cappadocisch niet meer in Cappadocië gesproken (zie kaart 1). Van de Cappadocische
dialecten wordt er momenteel nog slechts één gesproken, zij het in steeds beperktere mate en onder steeds grotere invloed van het Nieuwgrieks. De classificatie van
de Cappadocische dialecten is grotendeels geografisch bepaald (zie Figuur 2, p. 86),
waarbij de dialecten van noord naar zuid in toenemende mate door het Turks beïnvloed zijn (Janse 2008b: 191; in druk: § 4):4
3.
Kinderwoorden in het Cappadocisch
3.1.
/peðí/
Het Nieuwgriekse woord voor ‘kind’ is παιδί /peðí/ < Byzantijns Grieks παιδί(ν)
/peðí(n)/ < Oudgrieks παιδίον /paidíon/. In het Cappadocisch komt het woord in
verschillende vormen voor, afhankelijk van de ontwikkeling van de stemhebbende
dentale fricatief /ð/, die alleen in het Noord-Cappadocisch bewaard is (Janse in
druk: § 6.2.2.6): /peðí/, /pedí/ (Fer.), /pe(ʝ)í/ (Ax. Mis. Ul. Sem.), /perí/ (Ar.
Gh.). Reeds in het Byzantijns Grieks had παιδί(ν) naast de algemene ook de specifieke betekenis ‘jongen’ (Κριαράς 1968- s.v. παιδίον). In het Cappadocisch overheerst de algemene betekenis in het meervoud en de specifieke in het enkelvoud,
zoals in het begin van het volgende volksverhaal uit Axó (Μαυροχαλυβίδης &
Κεσίσογλου 1960: 186):
/íçtan dʝó bedʝá orfaná az mána, t óna peʝí ce t álo korítʃ/
‘er waren twee kinderen, wezen aan moederszijde, het ene een jongen en het
andere een meisje’
De algemene betekenis komt ook wel in het enkelvoud voor, zoals in het volgende
voorbeeld uit het hedendaagse Mišótika (Κοτσανίδης 2006: 159 s.v. παιδί):
/mén du krús, akúm peí ni/
‘sla hem/haar niet, het is nog een kind’
– 85 –
LA_vankeymeulen.book Page 86 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
M AR K J ANS E & J OHAN V ANDEWALLE
Figuur 2: De Cappadocische dialecten
Noord-Cappadocisch
Noordwest-Cappadocisch
Noordoost-Cappadocisch
Sílata (Sil.)
Sinasós (Sin.)
Anakú (An.)
Potámja (Pot.)
Flojitá (Fl.)
Delmesó (Del.)
Malakopí (Mal.)
Centraal-Cappadocisch
Axó (Ax.)
Mistí (Mis.)
Zuid-Cappadocisch
Zuidwest-Cappadocisch
Zuidoost-Cappadocisch
Araván (Ar.)
Ulağáç (Ul.)5
Ghúrzono (Gh.)
Semenderé (Sem.)
Ferték (Fer.)
3.2.
/fʃáx/
Het Cappadocisch heeft een eigen woord voor ‘kind’, dat in alle dialecten gebruikt
wordt, maar verder alleen in het Farasiotisch voorkomt (Dawkins 1916: 658 s.v.
– 86 –
LA_vankeymeulen.book Page 87 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K I N DE RW O O RD EN
IN HET
C A P P A D OC I S C HE
VE R WAN TS C H APS S YS TE EM
φ9σάχ): /fʃáx/. De etymologie van dit woord is omstreden, maar waarschijnlijk is het
ontleend aan Osmaans uvşaḫ /ufʃáx/ ‘klein’ (Janse & Vandewalle in voorbereiding). De idiosyncratische verbuiging van het woord toont aan dat we met een oud
leenwoord te maken hebben: het meervoud is in alle Noord- en Centraal-Cappadocische dialecten /fʃáxa/, soms /fʃáɣa/ (Síl.), met het suffix /a/ in plaats van het
normale /ʝa/. In dezelfde dialecten is de genitief enkelvoud /fʃaxú/ of /fʃaɣú/, met
het suffix /ú/ in plaats van het gebruikelijke /ʝú/ (Janse in druk: § 7.2.1.1). Alleen
in de Zuid-Cappadocische dialecten is het meervoud /fʃé(ʝ)a/ en de genitief enkelvoud /fʃe(ʝ)ú/, waar de /e/ in de eerste lettergreep waarschijnlijk het resultaat is
van palatalisatie van de oorspronkelijke /a/ onder invloed van de /ʝ/ in de uitgangen /ʝa/ en /ʝú/ (Janse in druk: § 6.2.1.3).
Het woord /fʃáx/ wordt gebruikt om te verwijzen naar kleine kinderen, met
name zeer jonge kinderen.6 In het volksverhaal uit Axó, geciteerd in de vorige paragraaf (§ 3.2), worden de twee /bedʝá/ ‘kinderen’ meteen na de inleiding hernomen
als /fʃáxa/ (Μαυροχαλυβίδης & Κεσίσογλου 1960: 186):
/t analɯ́xɯ tne kaló néka dén don, ta fʃáxa zúleven da/7
‘hun stiefmoeder was geen goede vrouw, ze was jaloers op de kindjes’
Zoals blijkt uit het citaat in de inleiding, wordt het woord gebruikt in de uitdrukking ‘kinderen maken’, maar ook om het tegenovergestelde uit te drukken, zoals in
de volgende uitdrukking uit Mistí (Κωστάκης 1977: 154):
/dé ʃán fʃáxa/8
‘ze maakt geen kinderen’, d.w.z. ‘ze kan geen kinderen krijgen’
Net als in het Nederlands wordt het meervoud ook gebruikt als kooswoord voor de
(eigen) kinderen, zoals in het volgende fragment uit een volksverhaal uit Ulağáç
(Dawkins 1916: 370):
/tʃɯɣɯ́rse ta peʝá t ce épe ki: fʃéa m, éxo ena tembíx/9
‘hij riep z’n zonen en zei: kinderen van me, ik heb een waarschuwing’
In het Mišótika wordt het meervoud nog steeds gebruikt in een vaste uitdrukking
om de kinderen te roepen als één van de ouders op sterven ligt (Κωστάκης 1977:
233):
/vreiʃtét da fʃáxa/10
‘roep(t) de kinderen!’
– 87 –
LA_vankeymeulen.book Page 88 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
M AR K J ANS E & J OHAN V ANDEWALLE
3.3.
/kulák/
Het Cappadocisch heeft nog een ander woord om te verwijzen naar kleine kinderen: /kulák/. De oorspronkelijke betekenis is ‘jong’, in theorie van om het even
welk dier, maar in de praktijk meestal van een hond. Zo bijvoorbeeld in het volgende fragment uit een volksverhaal uit Delmesó, waarin de twee oudere zussen
jaloers zijn op hun jongste zus, die zwanger is van de koning(szoon) met wie ze
getrouwd is, en om die reden de vroedvrouw opdragen om de pasgeboren kinderen
te verwisselen (Dawkins 1916: 316):
/an ʝeníʃ aðelfí mas, ta fʃáxa ná ta krípʃis/
‘als onze zus bevalt, verstop dan de kinderen’
/ce na pis ki so patiʃáxo: néka s ʝénise eðʝó ʃcylʝý kulákʝa/11
‘en zeg dan tegen de koning: je vrouw is bevallen van twee hondenjongen’
Men gaat algemeen uit van een afleiding van Byzantijns Grieks σκυλάκι(ν)
/skiláki(n)/ (Dawkins 1916: 612 s.v. κουλάκ), een diminutief van σκυλί /skilí/, dat
op zijn beurt een diminutief is van σκύλος /skílos/ ‘hond’.12 Deze afleiding is niet
evident, aangezien men dan uit moet gaan van de klankveranderingen /sk/ > /k/
en /i/ > /u/. Beide zijn uiterst twijfelachtig in het licht van het pan-Cappadocische
woord /ʃcilí/ (Dawkins 1916: 644 s.v. 9σκυλί).13 Byzantijns Grieks κουλούκι(ν)
/kulúki(n)/, het gebruikelijke woord voor ‘pup’, wordt eveneens algemeen van
σκυλάκι(ν) afgeleid (Κριαράς 1968- s.v.) In het Cappadocisch komt het woord in
verschillende vormen voor: /kulák/ is de meest voorkomende, maar via syncope
van de onbeklemtoonde /u/ vinden we ook /klák/ (Ax. Síl. Mal.) en, met palatalisatie van de /k/, /klátʃ/ (Mis.).14
De oorspronkelijke betekenis is dus ‘hondenjong’ en het woord wordt dan ook
vooral gebruikt in negatieve zin, zoals blijkt uit het volgende gezegde uit Ghúrzono
(Dawkins 1916: 612):
/túrk kulák, ʃcilʝú kulák/
‘(het) kind van een Turk (is) een hondenjong’
Dawkins voegt hieraan toe: ‘At Síl. and Phl. it is used even for Christian children’
(ib.). In Mistí is deze betekenis veralgemeend en wordt /klátʃ/ gebruikt om te verwijzen naar adolescenten, /fʃáx/ naar jongere kinderen (Κοτσανίδης 2006: 13 s.v.
αγόρι).15 Het volgende voorbeeld komt uit eigen opnames van het hedendaagse
Mišótika:
– 88 –
LA_vankeymeulen.book Page 89 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K I N DE RW O O RD EN
IN HET
C A P P A D OC I S C HE
VE R WAN TS C H APS S YS TE EM
/da klátʃa mas skólʝa dén da sáldanam polí/
‘onze kinderen (die) stuurden we niet veel naar school’
3.4.
/ʝavrú/
Het Cappadocisch heeft nog een ander woord om te verwijzen naar het ‘jong’ van
dieren, namelijk het Turkse equivalent van /kulák/: yavru. In alle Cappadocische
dialecten is de vorm /ʝavrú/, in Ulağáç /ʝavrí/ (Dawkins 1916: 687 s.v. yavru;
Κεσίσογλου 1951: 101 s.v. γι̮αβρί). In het volksverhaal uit Delmesó, geciteerd in
§ 3.3, worden de ‘hondenjongen’ die de kinderen moeten vervangen aanvankelijk
eerst aangeduid met het Turkse woord (Dawkins 1916: 316):
/na páris eðʝó ʃcylʝý ʝavrúðʝa/
‘je moet twee hondenjongen nemen’
De vocatief /ʝavrú m/, meervoud /ʝavrú(ð)ʝa m/ wordt echter gebruikt als vertederende aanspreekvorm, in dezelfde betekenis als het Nederlandse ‘m’n kind’. In het
Nieuwgrieks wordt hetzelfde woord gebruikt in de aanspreekvorm γιαβρί μου /ʝavrí
mu/ in de betekenis van παιδί μου /peðí mu/ ‘m’n kind’. In de eigen opnames van
het hedendaagse Mišótika komt /ʝavrú m/ talloze keren voor, zoals in het ontroerende verslag van het vertrek uit Mistí in 1924 (Janse 2008a: 127):
/ʝavrú m, sernitʃí tʃi da nétʃis péniksan ap opís, ksévan ap tu xorʝó/16
‘m’n kind, (de) mannen en de vrouwen liepen achteraan, ze gingen weg uit het
dorp’
3.5.
/evlát/
Het Cappadocisch heeft echter nog een ander Turks leenwoord om naar kinderen
te verwijzen: evlat. Dawkins heeft het woord klaarblijkelijk alleen in Ulağáç
gehoord: het komt in totaal slechts één keer voor in de volksverhalen die hij verzameld heeft (Dawkins 1916: 358 & 666 s.v. evlâd; zie Κεσίσογλου 1951: 103 s.v.
εβλάτ). Hetzelfde woord is echter in andere vormen geattesteerd in twee andere
Cappadocische dialecten: /ævlǽt/ (Mis.) en /evláʃ/ (Ar.).17 Qua betekenis lijkt het
synoniem te zijn met /fʃáx/, zo bijvoorbeeld in het hedendaagse Mišótika
(Κοτσανίδης 2006: 160 s.v. παιδί):
/pósa ævlǽtʝa é(x)is/ = /pósa fʃáxa é(x)is/18
‘Hoeveel kinderen heb je?’
– 89 –
LA_vankeymeulen.book Page 90 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
M AR K J ANS E & J OHAN V ANDEWALLE
In Aravan blijkt de synonymie van /fʃáx/ met /evláʃ/ uit de identieke contexten
waarin de woorden gebruikt worden in een merkwaardig volksverhaal, waarin de
kinderwens van twee kinderloze ouders na lange tijd door God verhoord wordt in
de vorm van een klein kameeltje (sic) (Φωστέρης & Κεσίσογλου 1960: 98 & 102):
/níxta méra parakálinan to çeó na ta dók ena fʃáx/
‘nacht (en) dag vroegen zij God om hen een kind te geven’
/parakakálsam do na maz dók ena evláʃ ki ecíno édoke mas ena kamíl/
‘wij vroegen hem om ons een kind te geven en hij gaf ons een kameel!’
3.6.
/tæzǽ/
Het Cappadocisch heeft ten slotte nog één ander Turks leenwoord dat gebruikt
kan worden om naar kinderen te verwijzen: taze, Centraal-Anatolisch Turks teze.
Het woord betekent ‘nieuw’ en komt in die betekenis in verschillende Cappadocische dialecten voor (Dawkins 1916: 669 s.v. taze). Zo ook in het volgende gezegde
uit Araván (Φωστέρης & Κεσίσογλου 1960: 77):
/írtan ta tezérʝa na katakolísun ta palʝá/
‘de nieuwe zijn gekomen om de oude te verjagen’
In het hedendaagse Mišótika wordt het in de vorm /tæzǽ/ gebruikt in de betekenis
van het Nieuwgriekse μωρό /moró/ ‘baby’, zij het nooit in de vocatief als vertederende aanspreekvorm, waarvoor zoals gezegd /ʝavrú m/ gebruikt wordt (§ 3.4).
4.
Besluit
De vergelijkende studie van de Cappadocische verwantschapsterminologie moet
nog geschreven worden (zie Janse, Papanikolaou & Vandewalle 2019). De vermenging van Griekse en Turkse verwantschapstermen stelt de onderzoeker voor grote
problemen, met name in het geval van quasi-synoniemen, zoals /fʃáx/ en /evlát/.
Intrigerend is de afwezigheid van het Turkse woord uşak, Centraal-Anatolisch
Turks uşaḫ ‘jongen, bediende’, dat zo vaak, maar ons inziens ten onrechte, gezien
wordt als de etymologie van het pan-Cappadocische woord /fʃáx/ (Janse & Vandewalle in voorbereiding). Intrigerend is ook de afwezigheid van hét Turkse woord
bij uitstek voor ‘kind’, çoçuk, dat niet in het Cappadocisch geattesteerd is, en ook
niet in het Farasiotisch, behalve in de perifere dialecten, waar het in de vorm
/tʃodʒúki/ gebruikt wordt in plaats van /fʃáx/ (Dawkins 1916: 672 s.v. čoǰuq).
– 90 –
LA_vankeymeulen.book Page 91 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K I N DE RW O O RD EN
IN HET
C A P P A D OC I S C HE
VE R WAN TS C H APS S YS TE EM
Wij hopen in elk geval dat we met deze kleine bloemlezing uit de ‘kinderwoordenschat’ van het Cappadocisch onze goede vriend en collega Jacques een klein
kinderlijk pleziertje bezorgd hebben. Zijn liefde voor taal en kennis van veel verschillende talen, waaronder het Grieks en het Turks, zullen hem ongetwijfeld
geholpen hebben bij de lectuur van deze bijdrage aan de feestbundel te zijner ere.
Wij wensen hem nog een lang, gezond en productief otium!
Referenties
Dawkins, R.M. (1916). Modern Greek in Asia Minor. A Study of the Dialects of Sílli, Cappadocia and Phárasa with Grammar, Texts, Translations and Glossary. Cambridge: Cambridge University Press.
Janse, M. (2001). Morphological Borrowing in Asia Minor Greek. In: Y. Aggouraki et al.
(red.), Proceedings of the 4th International Conference on Greek Linguistics (Nicosia, 1719 September 1999). Thessaloniki: University Studio Press, 473-479.
Janse, M. (2002). Aspects of Bilingualism in the History of the Greek Language. In: J.N.
Adams, M. Janse & S. Swain (red.), Bilingualism in Ancient Society. Language Contact
and the Written Word. Oxford: Oxford University Press, 332-390.
Janse, M. (2004). Animacy, Definiteness and Case in Cappadocian and Other Asia Minor
Greek Dialects. Journal of Greek Linguistics 5, 3-26.
Janse, M. (2008a). Grieks lichaam, Turkse ziel. Multiculturele symbiose in Cappadocië en
de Cappadocische diaspora. In: D. Praet (red.), Us and Them. Essays over filosofie, politiek, religie en cultuur van de Antieke Oudheid tot Islam in Europa ter ere van Herman De
Ley. Gent: Academia Press, 107-137.
Janse, M. (2008b). Clitic Doubling from Ancient to Asia Minor Greek. In: D. Kallulli & L.
Tasmowski (red.), Clitic Doubling in the Balkan Languages. Amsterdam: John Benjamins, 165-2002.
Janse, M. (2009). Greek-Turkish Language Contacts in Asia Minor. Études Helléniques /
Hellenic Studies 17, 37-54.
Janse, M. (in druk). Η καππαδοκική διάλεκτος. In: Χρ. Τζιτζιλής (red.), Νεοελληνικές
Διάλεκτοι. Θεσσαλονίκη: Ινστιτούτο Νεοελληνικών Σπουδώ, ter perse.
Janse, M., Papanikolaou, A. & Vandewalle, J. (in voorbereiding). Mišótika Kinship Terminology.
Janse, M. & Vandewalle, J. (in voorbereiding). The History and Etymology of Cappadocian Greek fʃáx ‘child’.
Κεσίσογλου, Ι.Ι. (1951). Το γλωσσικό ιδίωμα του Ουλαγάτς. Αθήνα: Κέντρο Μικρασιατικών
Σπουδών.
Κοτσανίδης, Λ. (2006). Το γλωσσικό ιδίωμα του Μιστί Καππαδοκίας. Κιλκίς: Γνώμη ΚιλκίςΠαινοίας.
– 91 –
LA_vankeymeulen.book Page 92 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
M AR K J ANS E & J OHAN V ANDEWALLE
Κριαράς, E. (1968-). Λεξικό της Μεσαιωνικής Ελληνικής δημώδους γραμματείας (1100-1669).
Θεσσαλονίκη: Κέντρο Ελληνκής Γλώσσας.
Κωστάκης, Θ.Π. (1977). Το Μιστί Καππαδοκίας. Αθήνα: Ακαδημία Αθηνών.
Μαυροχαλυβίδης, Γ.Π. & Κεσίσογλου, I.I. (1960). Τo γλωσσικό ιδίωμα της Αξού. Αθήνα:
Κέντρο Μικρασιατικών Σπουδών.
Φωστέρης, Δ. & Κεσίσογλου, Ι.Ι. (1960). Λεξιλόγιο του Αραβανί. Αθήνα: Κέντρο
Μικρασιατικών Σπουδών.
N OTEN
1
Dawkins (1916) is nog steeds het standaardwerk voor het Cappadocisch. Janse (in
druk) biedt een moderne, vergelijkende, grammatica van de Cappadocische dialecten. Janse (2002: 347-359) schetst de taalkundige geschiedenis van Cappadocië
van het tweede millennium vóór tot het tweede millennium na Christus.
2
Overigens is het gebruik van πατέρας /patéras/ een ‘hellenisme’ veroorzaakt
door interferentie van het Nieuwgrieks in het Cappadocisch van de spreker. Het
Cappadocische woord voor ‘vader’ is immers βαβάς /vavás/ en de spreker had
dus eigenlijk βαβά μ’ /vavám/ moeten zeggen, maar een kniesoor die daarop let.
3
Wie de volgorde van het Nieuwgrieks met die van het Cappadocisch vergelijkt,
zal opmerken dat die in het Cappadocische zinnetje SOV is, maar in de Nieuwgriekse vertaling SVO. De ongemarkeerde woordvolgorde in het Nieuwgrieks is
SVO, in het Cappadocisch SOV, net als in het Turks.
4
In de secundaire literatuur worden de dialecten doorgaans genoemd naar het
dorp waar zij gesproken werden, al wordt tegenwoordig voor het dialect van
Mistí, dat nog steeds min of meer gesproken wordt in Griekenland, ook de eigen
benaming Mišótika /miʃótika/ gebruikt.
5
De naam is Turks: ulu ağaç ‘hoge boom’.
6
Om die reden wordt /fʃáx/ vaak gebruikt in combinatie met /mikró/ ‘klein’: /ena
mikró fʃáx/ ‘een klein kind’, /ta mikrá ta fʃáxa/ ‘de kleine kinderen’.
7
/analɯ́x/ is een Turks leenwoord: analık, Centraal-Anatolisch Turks analıḫ ‘stiefmoeder’. Let op de vocaalharmonie in /t analɯ́xɯ tne/, letterlijk ‘de stiefmoeder
van hen’.
8
In plaats van het Nieuwgriekse κάνω /káno/ wordt in de Cappadocische dialecten /ʃáno/ of /sáno/ gebruikt, dat waarschijnlijk afgeleid is van Byzantijns Grieks
*ισιάνω /isiáno/, een als zodanig niet geattesteerd doublet van ισιάζω /isiázo/ ‘effenen, in orde maken’. De allomorfie -(ά)ζω ~ -(ά)νω is frequent, b.v. ευθειάζω
/efθiázo/ ~ ευθειάνω /efθiáno/ ‘gereed, in orde maken’ (Κριαράς 1968- ss.vv.).
9
/tʃɯɣɯ́rse/ is de derde persoon enkelvoud van de indicatief aorist van
/tʃɯɣɯrdó/, dat ontleend is aan het Turks: çağırmak, Centraal-Anatolisch Turks
– 92 –
LA_vankeymeulen.book Page 93 Thursday, August 2, 2018 2:37 PM
K I N DE RW O O RD EN
IN HET
C A P P A D OC I S C HE
VE R WAN TS C H APS S YS TE EM
çığırmak ‘roepen’ (voor details omtrent de ontlening van Turkse werkwoorden in
het Cappadocisch zie Janse 2001: 476-479). /tembíx/ is eveneens een Turks leenwoord: tembih, Centraal-Anatolisch Turks tembiḫ ‘waarschuwing’.
10
/vreiʃtét/ is de tweede persoon meervoud van de imperatief aorist van /vrexúme/,
hier /vrexúmi/ (met vocaalsluiting) ‘roepen’, dat wellicht teruggaat op Byzantijns
Grieks βρυχούμαι /vrixúme/ ‘brullen (wilde dieren).
11
/patiʃáxos/ ‘koning’ is een Turks leenwoord: padişah, Centraal-Anatolisch Turks
patişaḫ. /ʃcylʝý/ is de genitief enkelvoud van /ʃcylí/ ‘hond’ (Nieuwgrieks σκυλί
/skilí/): let op de uitspraak /y/ in plaats van /i/ voor de oorspronkelijke ypsilon {υ},
Oudgrieks /y/, Nieuwgrieks /i/, en de vocaalharmonie in het genitiefsuffix /ʝú/ >
/ʝý/ (Janse 2009: 40).
12
Μen merke op dat in het Cappadocisch de stemloze velaire occlusief /k/ en de
stemloze palatale occlusief /c/ twee verschillende fonemen zijn, terwijl [c] in het
Grieks een allofoon van /k/ is (Janse in druk: § 6.1.2.1.
13
Het cluster /sk/ is trouwens bewaard in vele andere Griekse woorden in de Cappadocische dialecten (Janse in druk: § 6.2.2.9).
14
De palatalisatie van /k/ > /c/ vóór /e, i/ in Mistí was ten tijde van Dawkins nog een
relatief recent verschijnsel (Dawkins 1916: 70). In het hedendaagse Mišótika heet
Thessaloniki /selanítʃ/ of /sælænítʃ/ < Turks Selanik.
15
[κλάτς = παιδί], [φσιαχ = μικρό παιδί] (Κοτσανίδης 2006: 13 s.v. αγόρι).
16
Palatalisatie is verantwoordelijk voor de vormen /sernitʃí/ < /sernicí/ < αρσενικοί
/arsenikí/ ‘mannen’, /nétʃis/ < /nécis/ < ναίκες /nékes/ ‘vrouwen’ en uiteraard ook
/tʃi/ < /ci/ < και /ke/.
17
De palatalisatie van de /t/ vóór /i/ in Araván is regelmatig (Janse in druk:
§ 6.2.2.5).
18
Men merke op dat de /x/ in /éxis/ niet gepalataliseerd wordt onder invloed van de
volgende /i/, in tegenstelling tot het Nieuwgrieks, waar έχεις als /éçis/ uitgesproken wordt (Janse in druk: § 6.1.2.1). Net als andere fricatieven valt /x/ makkelijk
weg in intervocalische positie (Janse in druk: § 6.2.2.1)
– 93 –