Academia.eduAcademia.edu

Inleiding (2015c)

2015, Joas Wagemakers & Martijn de Koning (red.), Islam in verandering: Vroomheid en vertier onder moslims binnen en buiten Nederland

De islam is één van de grote wereldgodsdiensten met ruim 1,5 miljard gelovigen en is verspreid over alle landen in de wereld, ook binnen Europa. Van 711 tot 1492 hebben de Moren in het hedendaagse Spanje een niet te onderschatten invloed gehad in Europa die nog lang heeft voortgeduurd. Vanaf de tiende eeuw hebben de Tataren de islam naar Oost-Europa gebracht en zij hebben nog steeds hun plek in Finland, Polen en Litouwen. In de veertiende eeuw veroverden de Osmanen aanzienlijke delen van Oost-Europa en na de Tweede Wereldoorlog zijn grote groepen moslims naar Europa gekomen als koloniale migrant, gastarbeider of vluchteling; we spreken in sommige landen inmiddels al over de derde generatie. Daarnaast zijn er in alle perioden ook bekeerlingen geweest; iets dat in de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog zelfs een beetje modieus was. In het algemeen kunnen we stellen dat door de eeuwen heen de relatie tussen moslims en Europa werd gekenmerkt door inburgering, dialoog, handel en kruisbestuiving op het gebied van politiek, technologie en maatschappelijke ordening, maar ook door conflict en competitie. Zeker in de recente geschiedenis ligt de nadruk in veel discussies vaak op het idee dat er een conflict is tussen Europa en de islam.

Inleiding JOAS WAGEMAKERS EN MARTIJN DE KONING [8] De islam is één van de grote wereldgodsdiensten met ruim 1,5 miljard gelovigen en is verspreid over alle landen in de wereld, ook binnen Europa. Van 711 tot 1492 hebben de Moren in het hedendaagse Spanje een niet te onderschatten invloed gehad in Europa die nog lang heeft voortgeduurd. Vanaf de tiende eeuw hebben de Tataren de islam naar Oost-Europa gebracht en zij hebben nog steeds hun plek in Finland, Polen en Litouwen. In de veertiende eeuw veroverden de Osmanen aanzienlijke delen van Oost-Europa en na de Tweede Wereldoorlog zijn grote groepen moslims naar Europa gekomen als koloniale migrant, gastarbeider of vluchteling; we spreken in sommige landen inmiddels al over de derde generatie. Daarnaast zijn er in alle perioden ook bekeerlingen geweest; iets dat in de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog zelfs een beetje modieus was. In het algemeen kunnen we stellen dat door de eeuwen heen de relatie tussen moslims en Europa werd gekenmerkt door inburgering, dialoog, handel en kruisbestuiving op het gebied van politiek, technologie en maatschappelijke ordening, maar ook door conflict en competitie. Zeker in de recente geschiedenis ligt de nadruk in veel discussies vaak op het idee dat er een conflict is tussen Europa en de islam. Na de fatwa van de Iraanse geestelijk leider ayatollah Ruhollah Khomeini tegen de Britse schrijver Salman Rushdie vanwege diens vermeend godslasterlijke boek De duivelsverzen in 1989, maar vooral na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en meer recent de oorlog in Syrië is de islam in toenemende mate in de belangstelling komen te staan. Dit geldt voor de islam in relatie tot internationale kwesties en conflicten, maar ook voor de islam in Nederland. Waar Nederlanders van Marokkaanse of Turkse afkomst aanvankelijk vaak als ‘buitenlanders’ en ‘gastarbeiders’ werden gezien, ging men hen later steeds meer associëren met de islam. Mede vanwege de overvloedige hoeveelheid informatie via internet en sociale media is een antwoord op de vraag waar het in de islam om gaat niet eenvoudiger geworden. In deze bundel gaan we niet aan de slag met die vraag door de islam te benaderen als maatschappelijk probleem (zoals veel niet-islamitische burgers in Europa dat zien) of vanuit de gedachte dat de islam de enig ware godsdienst is (zoals dat voor veel islamitische burgers zelf het geval is). We behandelen de islam als een politiek, theologisch en historisch fenomeen en een hedendaags cultureel-maatschappelijk verschijnsel. [9] De islam van nul tot nu Hoewel het verleidelijk is om te denken dat de godsdienst die wij nu kennen als ‘de islam’ (‘onderwerping’) begon met de komst van de profeet Mohammed, geloven moslims dat ook de eerdere joodse en christelijke boodschappers eigenlijk al een soort islamitische profeten avant la lettre waren. Adam, Abraham (Ibrahim), Mozes (Musa) en Jezus (Isa), om slechts enkelen te noemen, riepen volgens moslims namelijk allemaal op tot het geloof in de ene, ware god: God (Allah). Hoewel de boodschap van deze profeten goed was, hebben de aanhangers van de godsdiensten die eruit voortkwamen – het jodendom en het christendom – de waarheid van de openbaring verdraaid en gecorrumpeerd, zo geloven veel moslims. Om de godsdienst te vervolmaken en voor eens en voor altijd af te sluiten was daarom een laatste profeet nodig: Mohammed. Volgens de islamitische traditie werd Mohammed geboren in Mekka, in het huidige Saoedi-Arabië, in het christelijke jaar 570. Uit de overlevering komt naar voren dat al snel bleek dat Mohammed een bijzondere jongen was en in het jaar 610 zou hij zijn eerste openbaring van God hebben ontvangen. De strikt monotheïstische boodschap die hieruit voortkwam botste met het veelgodendom van de heersende stammen in Mekka en Mohammed en zijn volgelingen zouden dan ook veelal slecht [ 10 ] behandeld zijn door hun stadsgenoten. Dit nam volgens de overlevering zelfs zulke drastische vormen aan dat de Profeet en zijn aanhangers in 622 naar Yathrib (het latere Medina) vluchtten. Deze emigratie (hijra) markeerde niet alleen het begin van de islamitische jaartelling, maar ook een ommekeer in het lot van Mohammed. Samen met een groot deel van de inwoners van Medina was Mohammed namelijk in staat om weerstand te bieden aan de Mekkaanse oppositie tegen hun nieuwe geloof en in 630 lukte het ze zelfs om Mekka en andere delen van het Arabisch Schiereiland te veroveren. In 632 overleed Mohammed en even leek de toekomst van zijn boodschap daarmee ook onzeker. Veel moslims geloven echter dat de openbaringen die hun Profeet zou hebben gekregen uit het hoofd waren geleerd door Mohammeds vroege aanhangers of opgeschreven waren op allerlei materialen, waardoor het uiteindelijk mogelijk was om het heilige boek van de islam, de Koran, samen te stellen. Dit boek geldt tot op de dag van vandaag onder moslims als het letterlijke woord van God en had de potentie uniformiteit aan te brengen in de gemeenschap van de eerste moslims, die op dat moment nog volop in beweging was. Toch bleken de vroege gelovigen al snel sterk verdeeld, onder andere tussen degenen die in 622 met Mohammed vanuit Mekka mee waren geëmigreerd enerzijds en anderzijds degenen die hem in Medina als hun nieuwe leider hadden verwelkomd. De laatste groep was minder machtig dan de eerste en zag zijn belangen vooral vertegenwoordigd door Mohammeds neef en schoonzoon Ali, wiens aanhangers vonden dat hij Mohammed op moest volgen als leider van de gelovigen. Uiteindelijk gebeurde dit ook, maar toen hadden onderlinge twisten over het leiderschap van de moslimgemeenschap al zoveel kwaad bloed gezet dat dit later leidde tot de belangrijkste splitsing die we kennen binnen de islam: die tussen soennieten (die de meerderheid vormen) en sjiieten (die voortkwamen uit de aanhangers van Ali en altijd een minderheid zijn geweest). Ondanks de verdeeldheid van de vroege moslimgemeenschap verspreidde de islam zich snel over grote delen van het Midden-Oosten, Noord Afrika en Centraal Azië door de veroveringen onder leiding van de opvolgers van Mohammed (kaliefen). Deze werden na de dood van de Profeet de leiders van de moslimgemeenschap en de eerste vier van hen (Abu Bakr (r. 632-634), Umar (r. 634-644), Uthman (r. 644-656) en Ali (r. 656-661)) staan onder soennitische moslims bekend als de ‘rechtgeleide kaliefen’ vanwege hun vrome en zuiver islamitische bestuur. Sjiieten erkennen daarentegen alleen Ali als legitiem. Na de dood van Ali ontstonden er diverse islamitische rijken, waaronder het Umayyadenrijk, met Damascus als hoofdstad, en het Abbasiedenrijk, dat vanuit Bagdad geleid werd. Vooral ten tijde van het laatstgenoemde rijk (750-1258) maakte de islam een ongekende culturele, intellectuele, wetenschappelijke en literaire bloei door. Belangrijke Arabische en islamitische bijdragen op het gebied van de wis- en sterrenkunde, de filosofie, de architectuur en de literatuur (denk bijvoorbeeld aan de ‘Verhalen van 1001 nacht’) zagen in deze tijd het licht. Het ambt van kalief, waarmee de leider die deze rijken in ieder geval nominaal bestuurde werd aangeduid, hield officieel in dat zo iemand de ‘leider der gelovigen’ was. De kalief was daarmee niet alleen de politieke heerser van een enorm rijk, maar ook de aanvoerder en vaandeldrager van de islam. Dat wil niet zeggen dat de kalifaten allemaal hetzelfde waren. Integendeel, hoe een kalifaat eruit zag hing altijd nauw samen met de specifieke omstandigheden van die tijd. Het idee van de kalief als e vaandeldrager van de islam bleef echter tot in de 20 eeuw bestaan, hoewel de politieke macht van de kalief al tijdens het Abbasidische rijk steeds meer werd uitgehold door lokale leiders. Deze waren weliswaar in naam trouw aan de heerser in Bagdad, maar in de praktijk bestuurden ze hun eigen grondgebied. Hierdoor kwamen diverse nieuwe rijken op die voor kortere of langere tijd een deel van de moslimwereld bestuurden. Ook kwamen nieuwe dynastieën aan de macht die het kalifaat helemaal overnamen, met als belangrijkste voorbeeld het Osmaanse Rijk, dat vanuit Istanbul geleid werd. Hoewel het Osmaanse Rijk lange tijd zeer succesvol was op militair gebied en geheerst heeft van de Balkan tot het Arabisch Schiereiland, was het uiteindelijk niet in staat om weerstand te bieden tegen de opkomende Europese koloniale machten vanaf de achttiende eeuw. Als gevolg van deze ontwikkeling kwamen steeds meer moslimlanden zowel voor als na de [ 11 ] [ 12 ] Eerste Wereldoorlog onder Europees bestuur te staan. Tijdens het interbellum of na de Tweede Wereldoorlog werden deze landen allemaal onafhankelijk. Dit ging echter ten koste van het kalifaat, dat door het Europese kolonialisme en de stichting van de Turkse staat in 1923 praktisch gezien al omver was geworpen en in 1924 bovendien officieel door het strikt seculiere Turkije werd afgeschaft. Wie vertegenwoordigde nu de islam? Hoewel de concrete macht van de kalief vaak twijfelachtig was, was hij – zoals gezegd – wel de vaandeldrager van de islam en de leider van de moslimgemeenschap. In de nieuwe situatie moest deze taak overgenomen worden door onderling sterk verdeelde en door Europeanen gecreeerde natiestaten met grenzen die vooral de koloniale belangen weerspiegelden en niet zozeer de wensen van de bevolking van de moslimwereld zelf. Hoewel enkele leiders van de nieuwe natiestaten wel halfslachtige pogingen hebben gedaan om het kalifaat onder hun eigen leiding nieuw leven in te blazen, is dit eigenlijk nooit gelukt. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de taak van vaandeldrager van de islam vooral kwam te liggen bij islamitische bewegingen. Deze groepen claimden weliswaar meestal niet het kalifaat te belichamen, maar meenden wel in de leemte te moeten springen die de natiestaten in de moslimwereld hadden gecreeerd met hun falende beleid. Op die manier zijn diverse organisaties en bewegingen opgekomen sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw, zoals de Moslim Broederschap en de Islamitische Bevrijdingspartij (Hizb alTahrir) maar ook al-Qaida en, meer recentelijk, de Islamitische Staat (IS). Deze laatste organisatie ging zelfs zover om op 29 juni 2014 opnieuw een kalifaat uit te roepen, waarmee de historische cirkel naar de vroegislamitische geschiedenis weer rond lijkt te zijn. Dat bovenstaande geschiedenis ook deel van Nederland is geworden en dat we dat eigenlijk niet meer kunnen negeren, heeft diverse oorzaken. Natuurlijk zijn we via media zeer snel op de hoogte van wat er in de moslimwereld gebeurt, maar ook door handelscontacten heeft Nederland soms al eeuwenlang belangrijke relaties met bijvoorbeeld landen als Marokko. Daar is in de laatste decennia de grootschalige migratie van gastarbeiders uit vooral Marokko en Turkije bij gekomen. Dit heeft erin gere- sulteerd dat van de ongeveer 1,6 miljard moslims die er volgens onderzoek van Pew uit 2011 zijn, een kleine 50 miljoen in het Westen wonen, waarvan bijna 45 miljoen in Europa en ruim 900.000 in Nederland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert een iets lagere schatting, ruim 850.000 in Nederland, maar niettemin zijn dit voor velen huiveringwekkende getallen die reden vormen tot angst. Historische stereotypen over de islam als een agressieve, irrationele en onderdrukkende godsdienst, gecombineerd met het idee dat moslims weliswaar niet allemaal ISaanhangers zijn maar toch wel hun godsdienst met die groep gemeen hebben, kunnen mensen oprecht bang maken. Maar wat betekenen zulke cijfers eigenlijk en in hoeverre doet zo’n angst recht aan een godsdienst die bijna 1.400 jaar oud is en zoveel aanhangers heeft over heel de wereld? Deze bundel probeert antwoord te geven op zulke vragen door te laten zien dat de islam een godsdienst in verandering is. Vroomheid en vertier in verandering Twee onderwerpen die door heel deze bundel heen aan bod komen zijn vroomheid en vertier. Moslims geven op vele manieren uiting aan deze twee zaken, die ieder ook weer aan verandering onderhevig zijn. Toch zijn er wel degelijk enkele concepten te ontwaren die telkens terug komen in zowel vroomheid als vertier, ongeacht de invulling die moslims daaraan geven. Onder vroomheid verstaan we toewijding aan God en vertier zien we als ontspanning in relatie met God; beiden kunnen overigens zeer goed samengaan, zo zal blijken uit deze bundel. Een eerste concept dat we in de diverse bijdragen aan deze bundel vaak impliciet tegenkomen is ‘agency’ (het handelend vermogen van individuen). Dit wordt vaak gebruikt als tegenstelling van ‘structure’: de instituties, expliciete en impliciete normen en waarden die een bepaalde sociale orde scheppen, waar mensen aan onderworpen zijn en die het gedrag van mensen sturen. Beide zijn echter geen tegenstellingen: de structuur van een samenleving is immers het resultaat van het handelend vermogen van mensen en het handelend vermogen van mensen is altijd ingekaderd door meerdere structuren. Anders dan stereotypen over de islam nogal eens willen doen geloven, zijn moslims geen gevangenen van de schriftuurlijke bronnen [ 13 ] [ 14 ] van hun godsdienst, maar autonome individuen – of, zoals de bijdrage van Driessen aantoont, landen – die zelfstandig kunnen handelen in de specifieke sociale, culturele en politieke contexten. Dit zien we bijvoorbeeld in de manieren waarop diverse moslims uiting geven aan rituelen rond de dood, zoals te lezen is in de bijdragen van Venhorst en Kadrouch-Outmany, maar ook in andere gebruiken, zoals de pelgrimage naar Mekka, vrome manieren op het internet en eergerelateerde rituelen (zie de bijdragen van Buitelaar, Becker en Bartels). In elk van deze hoofdstukken komt naar voren hoe moslims zich diverse rituelen van vroomheid eigen maken en er een individuele invulling aan geven die niet noodzakelijkerwijs overeenkomt met tradities op dit gebied. Datzelfde geldt voor vormen van vertier. De religieuze bruiloften, vieringen en uitingen van populaire cultuur uit de hoofdstukken van Van Nieuwkerk alsmede de bijdragen van Ter Laan, De Koning en Alagha over muziek maken duidelijk dat ook vermaak beleefd wordt op manieren die constant aan verandering onderhevig zijn en die vooral moeten passen bij wat de uitvoerders ermee willen bereiken. Een tweede concept dat verweven is in diverse bijdragen aan deze bundel is ‘gender’, het geheel aan sociale en culturele kenmerken die toegeschreven worden aan mannen en vrouwen. De bijdragen van Alagha laten zien dat moslims invulling geven aan de rol die vrouwen volgens hen zouden moeten vervullen in het produceren van muziek en uitvoerende kunst op een manier die soms sterk afwijkt van traditionele visies op dit gebied. Ook het hoofdstuk van Van Geel laat zien dat vrouwen in Saoedi-Arabië – een land dat meestal niet direct geassocieerd wordt met assertiviteit op het gebied van vrouwenrechten – op diverse manieren tegen hun eigen positie in de Saoedische maatschappij aankijken en ook op uiteenlopende wijze verandering in hun situatie teweeg willen brengen. Dat er onder moslims sterk getwist wordt over hoe de lichamen van beide geslachten eruit zouden moeten zien maakt De Koning duidelijk in zijn bijdrage over vrome sociale en culturele ideeën over het devote lichaam. Van Nieuwkerk, tenslotte, onderscheidt diverse bekeringsmotieven onder Nederlandse moslimvrouwen die soms sterk verbonden zijn aan de rol die zij als echtgenote vervullen. Speelt in al deze vroomheid en in al dit vertier de Koran dan helemaal geen rol meer? Is alles dan aan verandering onderhevig en is het maar net wat moslims daar van maken? Niet helemaal. Het derde concept dat we regelmatig in deze bundel tegenkomen, ‘tekst’, maakt namelijk duidelijk dat de geschriften van de islam – de Koran en de soenna – wel degelijk een belangrijke sturing geven aan het geloof en de religieuze praktijk van moslims. Dit kan zich uiten in de politiek, zoals de bijdragen van Meijer en Sunier aantonen, in poëzie, wat duidelijk wordt in de hoofdstukken van Borg, maar ook in de economie, zoals Talal-Azmi laat zien. Hoe dit in de praktijk gestalte krijgt is echter lastiger dan het lijkt. Lange, Wagemakers en Boekhoff-van der Voort laten zien dat zowel de Koran als de soenna zeker niet voor zich spreken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mede op basis van de teksten diverse stromingen zijn ontstaan (zie de bijdrage van Douwes) en dat zelfs een ogenschijnlijk homogeen iets als de sharia niet eenduidig is, zoals Berger laat zien. Sterker nog, verschillende bijdragen van Wagemakers laten zien dat ook concepten die uiting geven aan vroomheid in diverse tijden en contexten sterk kunnen verschillen, zelfs als ze door relatief gelijkgezinden worden gehanteerd. Overzicht In deze bundel hebben de auteurs gepoogd telkens te laten zien dat de islam een dynamisch en veranderend geheel is. Hierbij heeft men geprobeerd de complexiteit van zaken te tonen om zo tot een beter begrip van de islam te komen. De bijdragen van deze bundel zijn gegroepeerd in zeven thema’s: allereerst het thema Beeldvorming, dat ingaat op stereotypen over (aspecten van) de islam in Nederland en daarbuiten. Vervolgens komt het thema Geschiedenis aan bod, waarin diverse historische ontwikkelingen onder de loep worden genomen. Het derde thema van deze bundel is Rituelen en feesten, waarin de diversiteit van allerhande islamitische gebruiken de revue passeert. Hierna wordt aandacht besteed aan het thema Moraal, waarin diverse praktijken van islamitische moraal geanalyseerd worden. Als vijfde thema komt Politiek aan bod, waarin verschillende stromingen van politiek (of juist a-politiek) denken binnen de islam behandeld worden. De dagelijkse praktijk van de islam komt naar voren [ 15 ] in het zesde thema, Islam als levensstijl, en als laatste gaat deze bundel in op Kunst en cultuur en de manieren waarop moslims daar in Nederland en de moslimwereld uiting aan geven. Tezamen geven deze thema’s en de daarin gegroepeerde bijdragen een veelomvattend beeld van de islam in verandering. [ 16 ]