INTERVIEW - Valerie De Craene & Emma Volckaert
VERBORGEN DREMPELS
IN HET OUDERENBELEID
Een lift die pas toegankelijk is, nadat je zes treden opgaat. Wonen in een dorp
waar geen slager, bakker of bankautomaat meer is. En beroep moeten doen op
je dochter die 60 kilometer verder woont om te helpen met boodschappen en
klusjes in huis. Wie denkt dat thuis ouder worden geen ruimtelijke dimensie
heeft, komt van een kale reis thuis.
Weinig mensen die zoveel Vlaamse interieurs van ouderen zagen
en dat ook nog eens als gespreksonderwerp gebruikten als
Emma Volckaert. Samen met enkele collega’s nam ze 199 diepteinterviews af bij ouderen overal in Vlaanderen, van de naar de kust
verhuisde ouderen tot de vaak arme sociale huurders in de stad,
of de oudere eigenaar op de boerenbuiten. Ze kent dan ook alle
drempels waar mensen op hun oude dag letterlijk en figuurlijk
tegen botsen. Een gesprek over thuis ouder worden, verborgen
drempels en virtuele ruimten.
AGORA: Emma, in jouw doctoraat heb je verschillende facetten van
‘ageing-in-place’, oftewel thuis ouder worden, onderzocht. Wat
betekent ageing-in-place in de Vlaamse context?
Volckaert: Ageing-in-place is eigenlijk de grote noemer, maar daar
vallen verschillende dingen onder. Dat gaat van letterlijk blijven
wonen in het huis waar je woont, en dus ook niet verhuizen naar
een andere, meer aangepaste woning zoals een woning zonder
treden in een stads- of dorpskern. Maar het betekent ook niet
10
THUIS OUDER WORDEN
verhuizen naar een (zorg)voorziening zoals een woonzorgcentrum
of assistentiewoning. Het achterliggende idee is dat je zo lang
mogelijk zelfredzaam moet zijn. Dat is uiteraard geen rare
gedachte: we willen liever niet dat mensen ziek zijn of voor heel
veel dagelijkse handelingen erg afhankelijk zijn van anderen. Alleen
is dat niet voor iedereen haalbaar.
Wanneer er dan zorg nodig is, komt die zorg ‘aan huis’. Het
Vlaams ouderenbeleid verwijst daarvoor naar een cirkelmodel
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Centraal staat de
(zorgbehoevende) persoon. De eerste cirkel daarrond is die van
de familie, gevolgd door de gemeenschap, al staat er nergens
gedefinieerd wie die gemeenschap dan juist is of zou moeten zijn.
Zij moeten dus in eerste instantie de zorgbehoevenden, waaronder
(maar niet uitsluitend) dus ouderen, ondersteunen. Daarrond staat
dan professionele zorg. Dat model geeft natuurlijk al een zekere
hiërarchie weer, waarbinnen die informele zorg een heel belangrijke
plaats krijgt. Het feit dat die zorg aan huis komt, heeft natuurlijk
ruimtelijke implicaties. Kortom, ageing-in-place gaat heel erg uit
van ‘ouderen in de maatschappij plaatsen’ en ‘thuis’ – lees: niet
VERBORGEN DREMPELS IN HET OUDERENBELEID
AGORA
2022 - 2
De lift is toegankelijk, als je eerst de trap op geraakt.
Bron: Emma Volckaert
in een specifiek voor ouderen ontworpen woning of voorziening
– laten wonen. Maar het betekent ook dat die maatschappij voor
ouderen moet zorgen, met die zorgcirkels als leidraad. Dus is onze
vraag dan: is dat mogelijk voor iedereen? We hebben die vraag aan
de ouderen zelf gesteld. Welke motivaties en ervaringen hebben
zij? Is ageing in place de beste optie? We kijken dan niet alleen
naar de woning zelf, maar ook naar de woonomgeving, mobiliteit,
voorzieningen en informele zorg.
AGORA: en wie zijn dan de mensen voor wie dit ageing-in-place
verhaal niet haalbaar is? Wie valt er uit de boot, en waarom is dat?
Volckaert: Er zijn veel verschillende aspecten verbonden aan
dat antwoord. Om thuis ouder te kunnen worden, heb je een
aangepaste woning nodig, waar je door kan als je een rollator
nodig hebt, waar de deuren breed genoeg zijn, waar er geen
trappen zijn, etc. Want er zijn zeker ouderen die gezond en wel
blijven, maar de meeste mensen krijgen op een gegeven moment
te maken met fysieke kwalen of andere beperkingen. Er zijn dus
heel wat voorwaarden waaraan die woning moet voldoen. Toch
weten we dat zowel volgens het Steunpunt Wonen, als volgens
de Belgian Ageing Studies, zo’n 85% van de ouderen in een
onaangepaste woning woont. Dat wil zeggen dat maar een heel
klein aandeel een woning heeft om veilig en goed ouder in te
worden. Enkel een goed ingerichte woning volstaat natuurlijk niet.
Ook de locatie is belangrijk. Bijvoorbeeld: kunnen de mensen zelf
om boodschappen, naar de slager of de huisarts of de post. Je kan
natuurlijk boodschappen laten leveren. Maar voor de fysieke en
mentale gezondheid is het belangrijk dat mensen buiten komen.
Ze moeten geen marathons lopen, maar wel buiten kunnen komen.
Maar als je op een steenweg woont waar het gevaarlijk is om met
een rollator buiten te komen, dan doe je dat niet meer. En dan wordt
ageing-in-place een moeilijk verhaal. Dus niet enkel de woning zelf
is belangrijk, maar ook waar die woning staat, welke mobiliteit en
voorzieningen er zijn, en welke informele zorg er is.
In theorie komt zorg vaak bij de kinderen terecht, als die er al zijn,
maar die wonen niet altijd in de buurt, en niet alle ouders hebben
een goede band met hun kinderen. En ook hier is de vraag: hoeveel
draagkracht hebben die kinderen? Heel vaak wordt er naar de
dochters gekeken, om die zorg te kunnen blijven geven.
Ageing-in-place zal voor
veel ouderen gewoonweg
niet werken
Het beleid zegt ook: kijk of je buren iets kunnen meebrengen van de
winkel. Wij gingen onder andere mensen in de Westhoek bevragen,
maar die hebben gewoonweg geen buren! Dat geldt zeker voor
dorpskernen van wat Frans Thissen stagnerende dorpen noemt,
die zeer weinig ontwikkeling kennen, waar jongeren vertrekken en
waar er amper nog voorzieningen zijn. We zijn ook arme huurders
in steden gaan interviewen. Die mogen dan wel buren hebben,
maar dat wil niet zeggen dat je per se beste maatjes bent. Ook in
de andere onderzoeken, zoals in de stadsrand, merken we dat: er
is eigenlijk amper contact. Mensen rijden met hun auto tot op de
oprit, en komen amper in contact met hun buren. Er is veel sociale
afstand. Ze gaan misschien wel eens vragen om een schop te
lenen, of als de haag geschoren wordt, zullen ze misschien wel
dat stukje in jouw tuin meedoen. En af en toe zijn er ook mensen
AGORA
2022 - 2
die eens boodschappen zullen meebrengen. Dat bestaat uiteraard.
Maar als de vraag is, volstaat de hulp van de buren om ‘thuis’ ouder
te worden? Dan is het antwoord ‘nee’.
Voor veel mensen zijn deze randvoorwaarden om van ageing-inplace een waardevol verhaal te maken niet vervuld.
AGORA: Als dat beleid voor vele ouderen eigenlijk geen realistische
optie is, waarom wordt er vanuit de overheid dan toch zo sterk op
ingezet?
Volckaert: Die vraag stellen wij ons ook. Natuurlijk, het is wel een
beleid waar voor verschillende politieke strekkingen wel iets in
zit. We kunnen vermoeden dat er voor liberale partijen wel iets in
zit, omdat vermaatschappelijking van de zorg natuurlijk minder
organisatie vanuit de overheid betekent. Voor de christelijke
partijen is zorg die vormgegeven wordt binnen het kerngezin ook
in lijn met hun eigen waarden, en voor socialistische partijen geldt
hetzelfde, zij het dan dat die zorg niet vanuit het kerngezin komt,
maar gestoeld is op een bredere solidariteit binnen de samenleving.
We kunnen ook vermoeden dat er financiële motieven zijn. Ageingin-place lijkt goedkoper, maar dat is vooral omdat vele externe
kosten niet worden meegerekend. We hebben dat een tijd geleden
berekend voor de ‘formele’ zorg: de Vlaamse thuisverpleegkundigen
rijden dagelijks 15 keer rond de wereld. Dat zijn dus enkel de
thuisverpleegkundigen - de zorgkundigen (mensen die helpen met
huishoudelijke taken) en verpleegkundigen die in voorzieningen
werken zijn hier niet bij gerekend. Maar ook los van het financiële
aspect, zal ageing-in-place voor veel ouderen gewoonweg niet
werken.
Het beleid maakt ook geen ruimtelijk onderscheid. Men gaat
ervan uit dat thuis ouder worden op de boerenbuiten of zelfs in een
dorpskern van de Westhoek hetzelfde is als in een appartementsblok
uit de jaren ’60 in Gent of in een residentiële buurt in de stadsrand.
Het zegt eigenlijk iets over de blik waarmee naar ouderen wordt
gekeken. Het is namelijk beleid dat gericht is op een virtuele
oudere in een virtuele ruimte: er bestaat precies maar één profiel
van oudere, namelijk de actieve zelfredzame oudere die succesvol
ouder wordt, ook als dat in de wetenschappelijke literatuur al
lang gecontesteerd is. En dé oudere woont precies ergens in een
buurt die zeer goed voorzien is, waar alle buren elkaar kennen en
iedereen perfect voor elkaar zorgt, waar iedereen ook voldoende
middelen heeft en waar niemand achterblijft. Wij zijn niemand
tegengekomen die aan al die randvoorwaarden voldoet.
Bovendien mag je niet onderschatten hoe normatief dit beleid
overkomt. Alleen al de naam ‘thuis ouder worden’ suggereert
dat een andere plaats zoals een woonzorgcentrum, een andere
voorziening of simpelweg een andere aangepaste woning nooit
een ‘thuis’ kan worden. Maar het legt ook heel veel druk op de
ouderen en de mensen rondom hen, want als je niet ‘succesvol’
ouder kan worden en dus niet ‘thuis’ kan blijven wonen, dan
blijven veel mensen achter met het gevoel dat ze gefaald hebben.
Wanneer je hebt beloofd aan je partner dat die nooit naar het
woonzorgcentrum moet verhuizen, maar je kan zelf de zware
zorgnood niet meer vervullen, dan krijgt je partner het gevoel dat
die het niet goed gedaan heeft en zelf krijg je als partner het gevoel
dat je gefaald hebt en die persoon in de steek hebt gelaten.
AGORA: Terwijl die situatie eigenlijk nooit realistisch laat staan
houdbaar was… Waar zou het beleid wel moeten op inzetten?
Volckaert: Er zijn natuurlijk verschillende beleidsaanbevelingen te
maken voor de verschillende facetten van thuis ouder worden, van
de woning zelf tot de woonomgeving, mobiliteit en voorzieningen
en informele zorg. Maar er zijn drie aspecten die algemeen erg
belangrijk zijn. Ten eerste: beschouw ‘thuis’ ouder worden niet
langer als de standaardoptie totdat het niet anders kan. Ageingin-place werkt voor veel mensen niet, maar ze doen dat omdat ze
VERBORGEN DREMPELS IN HET OUDERENBELEID
THUIS OUDER WORDEN
11
Zorgcirkels in het model van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Bron: Wereldgezondheidsorganisatie, 2015
geen andere optie hebben. Als mensen nu aan verhuizen denken,
dan denken ze meteen aan ‘het rusthuis’ of ‘het gesticht’. De term
woonzorgcentrum gebruiken ze niet. Niemand denkt aan andere
opties, mede doordat die er simpelweg niet zijn. Dus: creëer die
opties. En dan bedoel ik niet enkel groepswonen! Tegenwoordig
wordt collectief wonen voor ouderen vaker als optie naar voren
geschoven. Dat is prima, graag zelfs. Maar niet iedereen wil cohousen. Dus voorzie voldoende ‘reguliere’ aangepaste woningen
Inzetten op aangepaste
woningen neemt ook het
stigma errond weg
helemaal vanonder zitten, maar daar kan je niet aan
vanuit een rolstoel of als je stapt met een rollator.
Dus dat zou al heel wat oplossen. Bovendien,
als woningen aangepast zijn aan ouderen
met een verminderde mobiliteit, zijn
ze voor héél veel andere mensen
ook aangepast. Voor mensen met
een beperking, voor mensen met
kinderen (in kinderwagens), of
voor wie gewoon even in het
gips zit omdat die gevallen is
met de fiets. En zelfs als je
zelf die aangepaste woning
niet nodig hebt, dan nog werkt
een niet aangepaste woning
uitsluitend voor anderen. We zien
dat vaak in ons onderzoek: hoeveel
mensen niet meer bij vrienden of
familie op bezoek komen, want als ze er
al geraken, dan kunnen ze vaak niet naar het
toilet omdat die op de bovenverdieping is of je
moet drie treden naar beneden en twee naar boven
voor een toilet in een achterbouw. Dat brengt mensen die
minder mobiel zijn nog meer in isolatie. Bovendien zou je met
meer inzetten op aangepaste woningen ook het stigma daarrond
wegnemen.
Ten slotte pleiten we ervoor het ouderenbeleid in een groter
geheel te plaatsen. Laat welzijn (ouderenbeleid valt hier onder)
regelmatig samenzitten met wonen en omgeving. Want welzijn is
meer dan zorg. Nu lijkt het alsof ouderen niets te maken hebben met
wonen of omgeving en ruimtelijke ordening. Je zou kunnen zeggen
dat het woonbeleid er ook is voor ouderen, maar dat is het niet. In
de afgelopen drie legislaturen stond in de beleidsdocumenten van
wonen én omgeving op enkele korte vermeldingen en een voorbeeld
na niets in over ouderen. Een echt woonbeleid en ruimtelijk beleid
voor ouderen bestaat tot op vandaag niet. Dan is het eigenlijk niet
eens onlogisch dat je een beleid richt op een virtuele oudere in een
virtuele ruimte.
Literatuurselectie
op een goede plek. En die plek hoeft zeker niet het centrum van
Gent of Antwerpen te zijn. Goed uitgeruste plattelandskernen zijn
evengoed. Maar ze moeten wel goed uitgerust zijn, met degelijke
voetpaden en voldoende diensten in de buurt, anders lukt het niet.
Hoe meer verschillende opties, hoe aantrekkelijker, en hoe meer
mensen daarover kunnen nadenken. ‘Moving in time to age well in
place’, heet dat.
En dat is meteen ook de tweede aanbeveling: creëer die andere
opties, maar sensibiliseer ook. Zorg ervoor dat mensen daarover
nadenken. En dan denk ik niet enkel aan ouderen, maar aan
iedereen die een huis of appartement bouwt of renoveert. Eigenlijk
zou de overheid ook de aanpassingen in een woning om die
toegankelijker te maken kunnen ondersteunen, net zoals het
dat doet voor bijvoorbeeld energiezuinig bouwen of renoveren.
In heel wat dorpskernen heb je veel appartementisering, maar
die appartementen zijn niet aangepast. Dan heb je opnieuw het
probleem dat je eerst 6 trappen moet doen vooraleer je aan de lift
komt, of dat de lift of deur niet breed genoeg is voor een rolstoel.
Nu zijn er richtlijnen naar toegankelijkheid, maar die gelden enkel
voor assistentiewoningen, niet voor standaard appartementen
bijvoorbeeld. Een deur is meestal zo’n 70 centimeter breed, maar
dan geraak je er niet tussen met een rolstoel. Stopcontacten mogen
12
THUIS OUDER WORDEN
Volckaert, E. & P. De Decker (2020) Woonsituatie en -dynamieken bij ouderen.
Een kwalitatief onderzoek naar oudere huurders in de stad en oudere
eigenaars op het platteland en in de stadsrand. Leuven: Steunpunt
Wonen, 211 p.
Golant, S. M. (2015) Aging in the right place. Baltimore: Health Professions
Press.
De Witte, N., A.-S. Smetcoren, L. De Donder, S. Dury, T. Buffel, T. Kardol, D.
Verté & F. Van Den Bossche (2012) Een huis? Een thuis! Over ouderen en
wonen, Brugge: Vanden Broele.
Emma Volckaert (
[email protected]) werkt bij het
Steunpunt Wonen en de onderzoeksgroep PPUL (Planning for People,
Urbanity & Landscape) aan de KU Leuven in Gent. Haar
doctoraatsonderzoek focust op ageing-in-place, zorg en wonen bij
ouderen. Ze is tevens auteur van meerdere onderzoeksrapporten en
boeken rond deze thema’s. Valerie De Craene (Valerie.De.Craene@
vub.be) is de gelukkige AGORA-redacteur die Emma Volckaert mocht
interviewen. Ze is postdoctoraal onderzoeker aan Cosmopolis (VUB)
en gastprofessor Sociale en Economische Geografie (UGent).
VERBORGEN DREMPELS IN HET OUDERENBELEID
AGORA
2022 - 2