Academia.eduAcademia.edu

Gesloten jeugdzorg, recidive en omgaan met emoties

2011, Jeugd en Co Kennis

Het werk staat of valt met de werknemers die je in huis hebt', citeert Annemiek Harder een groepsleider in haar proefschrift over de gesloten jeugdzorg. Uit Harders analyses blijkt inderdaad dat een goede behandelrelatie de belangrijkste succesfactor is om jongeren zover te krijgen dat ze hun problemen aanpakken.

Uit onderzoek Foto: Martine Sprangers Gesloten jeugdzorg, recidive en omgaan met emoties Door Ton Ceelen | Kennis 03 | 2011 ‘Het werk staat of valt met de werknemers die je in huis hebt’, citeert Annemiek Harder een groepsleider in haar proefschrift over de gesloten jeugdzorg. Uit Harders analyses blijkt inderdaad dat een goede behandelrelatie de belangrijkste succesfactor is om jongeren zover te krijgen dat ze hun problemen aanpakken. JeugdenCo | 4 Gesloten jeugdzorg is een betrekkelijk nieuwe tak van de Nederlandse jeugdhulp. Het doel bij de invoering vijf jaar geleden was om door de jeugdrechter gestrafte jongeren te scheiden van jongeren met ernstige problemen die als laatste redmiddel gesloten werden geplaatst. ‘Maar als psycholoog en onderzoeker zie ik eigenlijk geen verschil: het zijn meestal jongeren met sterk antisociaal en oppositioneel gedrag, die een lange geschiedenis in de hulpverlening achter de rug hebben.’ Annemiek Harder bekeek voor haar onderzoek zowel de civiele als de justitiële afdeling van Het Poortje in Groningen. Kerntaak voor groepsleiders en docenten is volgens Harder de balans te bewaren tussen controle en emotionele ondersteuning. ‘Het zijn moeilijke jongeren, die daar zitten omdat ze thuis niet te handhaven waren. Als je zo’n groep in het gareel wilt houden, heb je goede omgangsvaardigheden nodig. Het is de kunst om een band met zo’n jongere op te bouwen, zodat je hem op ongewenst gedrag kunt aanspreken zonder dat hij gaat flippen. Je moet ook niet meteen gaan straffen als ze een grens overschrijden, zo van: we plaatsen je op je kamer of in de isoleercel. Wel in de hand houden maar ook in gesprek blijven, is belangrijk omdat de bewoners 24 uur per dag van deze medewerkers afhankelijk zijn.’ In gesprek blijven lukt vooral als de groepsleider of docent betrouwbaar overkomt, laat zien dat hij betrokken is bij de jongere en niet om de zaken heen draait. Hoewel Harder het effect van medewerkersgedrag slechts indirect onderzocht – via de tevredenheid van de cliënten – bleek wel dat het de behandelresultaten beı̈nvloedt: de jongeren ervaren goede groepsleiders en docenten als veilige hechtingsfiguren voor serieuze gesprekken. ‘Weer een kwestie van omgangsvaardigheden dus. Je kunt A.T. Harder, The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care. Rijksuniversiteit Groningen, 23 juni 2011. Om te downloaden: http:// dissertations.ub.rug.nl > zoek ‘Harder’. Visie Het beleid van de instelling speelt eveneens een rol: ‘Als de organisatie de visie aanhangt dat straffen de basis moet zijn voor veiligheid binnen de poorten, kun je verwachten dat dit averechts uitwerkt voor de behandelrelatie. | Kennis Ook die visie moet dus goed onderzocht worden en gebaseerd zijn op werkzame ingrediënten.’ Harder pleit ervoor om bij de therapeutische behandeling sterker in te zetten op specifieke risicofactoren van de jongeren. ‘Dat gebeurt nog te weinig. Ik vond bijvoorbeeld een subgroep van jongeren die vooral persoonlijke problemen laten zien; voor hen is een individueel programma nodig. Maar er is ook een groep met complexe problemen, die meer baat heeft bij een systeembenadering. En middelengebruik verdient meer aandacht, want dat speelt sterk mee bij deze doelgroep.’ Verder adviseert ze om vlak na binnenkomst intake-interviews te houden waarin het verhaal van de jongere zelf wordt doorgenomen, naast de gebruikelijke risicotaxaties. ‘Dat moeten concrete, objectieve vragen zijn om in kaart te brengen of ze bijvoorbeeld softdrugs gebruiken, delinquente vrienden hebben en wel eens verboden dingen hebben gedaan, zoals stelen en inbreken. Met zo’n interview heb je meteen een insteek voor de behandeling. In feite begint de motivering daar al.’ 5 JeugdenCo | verwachten dat ze door die goede relatie in ruimere mate openstaan voor de hulpverlening, meer inzicht krijgen in hun problemen en beter zullen werken aan hun gedrag. Meestal zijn deze jongeren bij binnenkomst weinig gemotiveerd, en dan is zo’n goede behandelrelatie essentieel om überhaupt iets te kunnen beginnen.’ De groepsleiders in de gesloten jeugdzorg voeren ook coachingsgesprekken met de jongeren in het kader van het socialecompetentiemodel. Tijdens Harders onderzoek werd dit model op beide afdelingen van Het Poortje gebruikt. Opvallend was echter dat de levensvaardigheden van de jongeren niet meetbaar toenamen tussen aankomst en vertrek. De onderzoeker schrijft dat toe aan een gebrekkige uitvoering van de methodiek. ‘Groepsleiders volgen hun intuı̈tie of ze weten te weinig over hoe ze interventies in de praktijk moeten hanteren. Het is ook lastig om een papieren model bij zo’n moeilijke doelgroep uit te voeren, zelfs al is het evidence based. In de praktijk moet dat dus beter geborgd worden: de medewerkers moeten een training krijgen waarin ze praktijksituaties oefenen en discussiëren over de werkwijze van de instelling, zodat alle neuzen dezelfde kant op staan.’ 03 | 2011 Uit onderzoek