Papers (Neolithic, Bronze and Iron Age) by Joëlle Bourland
Papers by Joëlle Bourland
Résumé
La Grotte de la Porte Aïve, située dans la commune de Hotton (prov. du Luxembourg, BE) fit... more Résumé
La Grotte de la Porte Aïve, située dans la commune de Hotton (prov. du Luxembourg, BE) fit l'objet de deux campagnes de fouilles, respectivement en 1907 par le Baron A. de Loë et dans les années 1950 par L. Dierick. Notre étude porte sur les vestiges exhumés par A. de Loë et conservés aux Musées royaux d'Art et d'Histoire car ceux découverts par L. Dierick ont malheureusement disparu. Trois datations radiocarbone réalisées sur les restes humains permettent d’ancrer cette sépulture collective dans le Néolithique Final. Le mobilier funéraire montre son appartenance à la culture Seine-Oise-Marne. Notre recherche montre que le nombre minimum d'individus s’élevait à dix (huit adultes et deux immatures). Sur base de l’étude de quatre crânes, nous avons montré la présence de trois individus décédés jeunes dont une femme et d’un homme d'âge moyen. Nous avons relevé plusieurs pathologies (arthrose, cribra orbitalia et crani, fracture de la clavicule, traumatisme cranio-facial pouvant résulter d’un acte de violence interpersonnelle,…) et particularités (troisième trochanter, platycnémie et enthésopathie probablement en relation avec des gestes de lancer).
Samenvatting
De grot van de Porte Aïve, op de gemeente Hotton (prov. Luxemburg, BE) werd twee maal archeologisch onderzocht, door Baron A. de Loë in 1907 en door L. Dierick in de jaren ’50. Onze studie betreft alleen het materiaal blootgelegd door A. de Loë, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, omdat hetgeen gevonden werd door L. Dierick blijkbaar verloren ging. Drie 14C datering op de menselijke resten laten toe deze in het Late Neolithicum te plaatsen. Het archeologisch materiaal lijkt typologisch te passen in de « Seine-Oise-Marne »-kultuur. Het onderzoek wees uit dat we met minimum tien individuën te maken hebben (acht volwassenen en twee onvolwassenen). Op basis van de studie van vier schedels kon de aanwezigheid van drie jong gestorven individuen van wie een vrouw en een man van middelbare leeftijd vastgesteld worden. Verschillende pathologieën werden geïdentificeerd (arthrosis, cribra orbitalia en crani, een sleutelbeenbreuk, alsook een trauma ter hoogte van het aangezicht dat mogelijk op inter-menselijk geweld zou kunnen wijzen. Er werden ook verschillende bijzonderheden geobserveerd (een derde trochanter, platycnemie en enthesopathie waarschijnlijk in verband te brengen met een werp-beweging).
Uploads
Papers (Neolithic, Bronze and Iron Age) by Joëlle Bourland
Papers by Joëlle Bourland
La Grotte de la Porte Aïve, située dans la commune de Hotton (prov. du Luxembourg, BE) fit l'objet de deux campagnes de fouilles, respectivement en 1907 par le Baron A. de Loë et dans les années 1950 par L. Dierick. Notre étude porte sur les vestiges exhumés par A. de Loë et conservés aux Musées royaux d'Art et d'Histoire car ceux découverts par L. Dierick ont malheureusement disparu. Trois datations radiocarbone réalisées sur les restes humains permettent d’ancrer cette sépulture collective dans le Néolithique Final. Le mobilier funéraire montre son appartenance à la culture Seine-Oise-Marne. Notre recherche montre que le nombre minimum d'individus s’élevait à dix (huit adultes et deux immatures). Sur base de l’étude de quatre crânes, nous avons montré la présence de trois individus décédés jeunes dont une femme et d’un homme d'âge moyen. Nous avons relevé plusieurs pathologies (arthrose, cribra orbitalia et crani, fracture de la clavicule, traumatisme cranio-facial pouvant résulter d’un acte de violence interpersonnelle,…) et particularités (troisième trochanter, platycnémie et enthésopathie probablement en relation avec des gestes de lancer).
Samenvatting
De grot van de Porte Aïve, op de gemeente Hotton (prov. Luxemburg, BE) werd twee maal archeologisch onderzocht, door Baron A. de Loë in 1907 en door L. Dierick in de jaren ’50. Onze studie betreft alleen het materiaal blootgelegd door A. de Loë, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, omdat hetgeen gevonden werd door L. Dierick blijkbaar verloren ging. Drie 14C datering op de menselijke resten laten toe deze in het Late Neolithicum te plaatsen. Het archeologisch materiaal lijkt typologisch te passen in de « Seine-Oise-Marne »-kultuur. Het onderzoek wees uit dat we met minimum tien individuën te maken hebben (acht volwassenen en twee onvolwassenen). Op basis van de studie van vier schedels kon de aanwezigheid van drie jong gestorven individuen van wie een vrouw en een man van middelbare leeftijd vastgesteld worden. Verschillende pathologieën werden geïdentificeerd (arthrosis, cribra orbitalia en crani, een sleutelbeenbreuk, alsook een trauma ter hoogte van het aangezicht dat mogelijk op inter-menselijk geweld zou kunnen wijzen. Er werden ook verschillende bijzonderheden geobserveerd (een derde trochanter, platycnemie en enthesopathie waarschijnlijk in verband te brengen met een werp-beweging).
La Grotte de la Porte Aïve, située dans la commune de Hotton (prov. du Luxembourg, BE) fit l'objet de deux campagnes de fouilles, respectivement en 1907 par le Baron A. de Loë et dans les années 1950 par L. Dierick. Notre étude porte sur les vestiges exhumés par A. de Loë et conservés aux Musées royaux d'Art et d'Histoire car ceux découverts par L. Dierick ont malheureusement disparu. Trois datations radiocarbone réalisées sur les restes humains permettent d’ancrer cette sépulture collective dans le Néolithique Final. Le mobilier funéraire montre son appartenance à la culture Seine-Oise-Marne. Notre recherche montre que le nombre minimum d'individus s’élevait à dix (huit adultes et deux immatures). Sur base de l’étude de quatre crânes, nous avons montré la présence de trois individus décédés jeunes dont une femme et d’un homme d'âge moyen. Nous avons relevé plusieurs pathologies (arthrose, cribra orbitalia et crani, fracture de la clavicule, traumatisme cranio-facial pouvant résulter d’un acte de violence interpersonnelle,…) et particularités (troisième trochanter, platycnémie et enthésopathie probablement en relation avec des gestes de lancer).
Samenvatting
De grot van de Porte Aïve, op de gemeente Hotton (prov. Luxemburg, BE) werd twee maal archeologisch onderzocht, door Baron A. de Loë in 1907 en door L. Dierick in de jaren ’50. Onze studie betreft alleen het materiaal blootgelegd door A. de Loë, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, omdat hetgeen gevonden werd door L. Dierick blijkbaar verloren ging. Drie 14C datering op de menselijke resten laten toe deze in het Late Neolithicum te plaatsen. Het archeologisch materiaal lijkt typologisch te passen in de « Seine-Oise-Marne »-kultuur. Het onderzoek wees uit dat we met minimum tien individuën te maken hebben (acht volwassenen en twee onvolwassenen). Op basis van de studie van vier schedels kon de aanwezigheid van drie jong gestorven individuen van wie een vrouw en een man van middelbare leeftijd vastgesteld worden. Verschillende pathologieën werden geïdentificeerd (arthrosis, cribra orbitalia en crani, een sleutelbeenbreuk, alsook een trauma ter hoogte van het aangezicht dat mogelijk op inter-menselijk geweld zou kunnen wijzen. Er werden ook verschillende bijzonderheden geobserveerd (een derde trochanter, platycnemie en enthesopathie waarschijnlijk in verband te brengen met een werp-beweging).