Resolutie 1099 Veiligheidsraad Verenigde Naties
Resolutie 1099 | ||
---|---|---|
Van de | Veiligheidsraad van de Verenigde Naties | |
Datum | 14 maart 1997 | |
Nr. vergadering | 3752 | |
Code | S/RES/1099 | |
Stemming | voor 15 onth. 0 tegen
0 | |
Onderwerp | Tadzjiekse burgeroorlog. | |
Beslissing | Verlengde de UNMOT-waarnemingsmissie met 3 maanden. | |
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1997 | ||
Permanente leden | ||
Niet-permanente leden | ||
Chili · Costa Rica · Egypte · Guinee-Bissau · Japan · Kenia · Zuid-Korea · Polen · Portugal · Zweden
| ||
Tijdens de burgeroorlog uitgebrandde kiepwagens in 2007. Mijnbouw is een belangrijke economische sector in Tadzjikistan, maar de productie ging door de burgeroorlog sterk naar beneden.
|
Resolutie 1099 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de VN-Veiligheidsraad aangenomen op 14 maart 1997, en verlengde de UNMOT-waarnemingsmissie in Tadzjikistan met drie maanden.
Achtergrond
[bewerken | brontekst bewerken]Na de val van de Sovjet-Unie, werden in 1991 verkiezingen gehouden in Tadzjikistan. Begin 1992 kwam de oppositie in opstand tegen de uitslag – de oud-communisten hadden gewonnen – ervan. Er brak een burgeroorlog uit tussen de gevestigde macht en hervormingsgezinden en islamisten uit de achtergestelde regio's van het land, die zich hadden verenigd. In 1997 werd onder VN-bemiddeling een vredesakkoord gesloten.
Inhoud
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdens de gesprekken in Moskou waren de partijen tot een protocol over militaire kwesties gekomen met erin onder meer akkoorden over herintegratie, ontwapening en ontmanteling van UTO-eenheden (oppositie). De partijen vroegen de hulp van de VN voor de uitvoering ervan. Intussen was de humanitaire situatie in Tadzjikistan wel verslechterd. Ook werden het VN-personeel en dat van de GOS voortdurend aangevallen, waardoor secretaris-generaal Kofi Annan zich genoodzaakt zag de VN-activiteiten grotendeels op te schorten.
De Veiligheidsraad verwelkomde het bereikte akkoord en riep op het na te leven. Ook was het staakt-het-vuren relatief goed nageleefd. Wel werd de slechte behandeling te opzicht van UNMOT en ander internationaal personeel streng veroordeeld. De Tadzjiekse overheid werd gevraagd veiligheidsmaatregelen te nemen. Het mandaat van UNMOT werd verlengd tot 15 juni, gesteld dat het Akkoord van Teheran van kracht bleef. De secretaris-generaal zou de Raad op de hoogte houden, werd gevraagd tegen 30 april voorstellen te formuleren over hoe de VN kon helpen met de uitvoering van het protocol en tegen 1 juni te rapporteren met aanbevelingen over de VN-aanwezigheid.