Naar inhoud springen

Louis Bouwmeester

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Louis Bouwmeester
Louis Bouwmeester in 1913
Louis Bouwmeester in 1913
Algemene informatie
Volledige naam Louis Frederik Johannes Bouwmeester
Geboren 5 september 1842
Geboorteplaats Middelharnis
Overleden 28 april 1925
Overlijdensplaats Amsterdam
Land Vlag van Nederland Nederland
Werk
Jaren actief 1865-1924
Beroep Acteur
(en) IMDb-profiel
(mul) TMDb-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Louis Frederik Johannes (Louis) Bouwmeester (Middelharnis, 5 september 1842[1]Amsterdam, 28 april 1925) was een Nederlands toneel- en filmacteur. Hij wordt soms ter onderscheiding van zijn zoon, theaterdirecteur Louis Bouwmeester jr., aangeduid als Louis Bouwmeester sr.

Bouwmeester is vooral bekend geworden vanwege zijn Shakespeare-vertolkingen. Van 1873 tot 1879 was hij directeur van het Salon des Variétés in Amsterdam. In 1882 ontving hij van koning Willem III de gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen. In 1903 werd hij directeur van het Haarlems Toneelgezelschap.

Bouwmeester werd geboren in Middelharnis, als zoon van toneelacteur Louis Rosenveldt en toneelactrice Louise Bouwmeester. De geboorte vond plaats in het huisje van een viskoopman tijdens de kermis waarop zijn moeder had opgetreden.[2] Rosenveldt en Bouwmeester waren niet getrouwd. Kinderen uit deze relatie kregen haar achternaam. Hij was een broer van de acteur Frits Bouwmeester sr. en van de actrice Theo Mann-Bouwmeester.

Aanvankelijk wilde hij naar zee, maar zijn vader wist hem zover te krijgen, dat hij toch koos voor het toneel. Hij kreeg van zijn vader, die het toneelspel onder zijn kinderen stimuleerde, zijn eerste toneellessen, waarbij de nadruk lag op declameren. Zijn debuut maakte hij op zijn 19e bij het gezelschap van Boas en Judels in Amsterdam.

Zijn ruim zestig jarige loopbaan valt te verdelen in: volkstoneel, 'Het Nederlandsch Tooneel' en reizend acteur/directeur.

Hoewel hij aanvankelijk als kind op het toneel weinig succesvolle optredens had, debuteerde hij op 19-jarige leeftijd bij het Salon des Variétés van Boas en Judels aan de Amstelstraat te Amsterdam als Fridolin, bij de première van De gang naar de ijzersmelterij op 19 december 1861. Het gezelschap trad veelvuldig op op kermissen, maar toen in 1886 een cholera-epidemie uitbrak werd dit onmogelijk en werd het gezelschap ontbonden. Hij besloot zelf een gezelschap uit familieleden samen te stellen, dat hij Louis Bouwmeester & co. als naam gaf. Zij vestigden zich na veel omzwervingen in Rotterdam, in de buurt van de Hoogstraat, waar zij optraden met stukken als het melodramatische De Bedelaarster en zwaar-romantische stukken als De Armen van Parijs, De Voddenraapster van Parijs, De Bohemers van Parijs, De Goudzoeker en Pillen van de duivel. Toen zijn vader, die ook deel uitmaakte van het gezelschap in 1867 overleed, bleef het gezelschap nog tot 1872 bij elkaar.

Rond 1873 keerde Bouwmeester als associé weer terug bij Boas en Judels, waarbij hij het grootste gedeelte van zijn Rotterdamse gezelschap kon meebrengen.

In 1879 ging hij het engagement aan met de Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel. Hierdoor kwam een einde aan de eerste periode uit zijn professionele toneelleven, die van het volkstoneel.

Het Nederlandsch Tooneel

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij sloot zich aan bij het in 1876 opgerichte Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel in Den Haag, waarbij er geen toneeldirecteur was, maar een Raad van Beheer van gegoede burgers, die een zekere continuïteit moest veilig stellen. In 1881 werd kreeg de vereniging het predicaat Koninklijk en had zij als thuisbasis de Koninklijke Haagsche Schouwburg. Hier speelde hij voor het eerst Shylock in De koopman van Venetië van William Shakespeare, een rol die hij zo'n tweeduizend keer in zijn leven speelde. In de 23 jaar die hij doorbracht bij dit gezelschap leverde hij met zijn rollen in stukken van bijvoorbeeld Sophocles, Molière, Vondel, Langendijk en Hauptmann een belangrijke bijdrage tot de bloei van het toenmalige Nederlandse toneelleven. Tijdens het speelseizoen 1901/1902 waren echter financiële problemen tussen Bouwmeester en de Raad van Beheer er de oorzaak van dat hij zich terugtrok uit de vereniging.

Reizend acteur/directeur

[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn vertrek uit Den Haag, sloot hij zich in Amsterdam aan bij het nieuw opgerichte gezelschap het Amsterdamsch Lyrisch Tooneel. Gebrek aan realistische kennis van de praktijk zorgde ervoor dat het gezelschap een jaar later al weer werd opgeheven, waardoor Bouwmeester in 1903 in Haarlem met behulp van geldschieters een eigen gezelschap oprichtte onder de naam Haarlemsch Tooneel, met hemzelf als directeur. Als thuishaven had het de Haarlemsche Schouwburg, maar die moest op last van de brandweer wegens brandgevaar in 1905 worden gesloten. Optredens moesten daardoor in een ongeschikt theater worden gegeven, waardoor de grote bezoekersaantallen uitbleven. Om financieel het hoofd boven water te kunnen houden werd een nieuwe bron aangeboord, Nederlands-Indië. Onder het mom van dat daar de toneelwereld op een hoger plan moest worden gebracht, vertrok het gezelschap, waaronder zich ook Louis Bouwmeester jr. bevond, voor de periode 1905/1906 naar de Oost. Op zijn tournee werd Bouwmeester met het Haarlemsch Tooneel op de meeste plaatsen groots verwelkomd en dat gaf aanleiding tot een tweede tournee gedurende het seizoen 1907/1908 en een derde in het seizoen 1909/1910.

De tussenliggende seizoenen in Nederland bracht hij door bij gebroeders Van Lier in het Grand Théâtre des Variétés in de Amstelstraat te Amsterdam (1907/1908), Scheveningen en Zandvoort (1909). Na terugkomst uit Indië vormde hij weer zijn eigen kleine reizende gezelschappen en van 1912 tot 1914 was hij geëngageerd bij de Tooneelvereeniging van Herman Heijermans.

In 1914 keerde hij terug naar de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel, maar nu de Amsterdamse tak ervan, op het Leidseplein. Daar trof hij Eduard Verkade, maar kon zich uiteindelijk niet verenigen met diens totaal andere inzichten. Na een openlijke breuk tussen Verkade en Het Nederlandsch Tooneel en Bouwmeester, speelde hij nog tot 1921 bij Herman Heijermans mee. Daarna formeerde hij weer een eigen groep spelers en trok daarmee tot 1924 van stad tot stad rond. Het bleek armoe troef, maar in het buitenland behaalde hij nog wel furore met gastoptredens in zijn Shylock-vertolking. Zijn laatste voorstellingen waren Vriend Fritz en De Greep in een zaal in Arnhem. Een paar maanden voor zijn overlijden stortte hij op 82-jarige leeftijd in.

Optreden in het buitenland

[bewerken | brontekst bewerken]

Bouwmeester trad regelmatig op in Brussel, Antwerpen en Gent, maar ook in zijn rol als Shylock enkele malen in Parijs (1901), Keulen (1908), Berlijn (1911), Wenen (1921), Londen (1920) en Stratford-upon-Avon (1921).

Voorbeelden van rollen

[bewerken | brontekst bewerken]

Louis Bouwmeester speelde verscheidene rollen, onder andere:

Tussen 1909 en 1924 maakte hij ook een tiental films. Hoewel veel theaterpersoonlijkheden het onder hun stand vonden om in een film te spelen, vormde Bouwmeester hierop een uitzondering; hij werd ook filmacteur. Hij speelde in films, terwijl hij in het voorprogramma ook regelmatig op de podia van de bioscopen optrad met verschillende korte, vaak komische nummers en variété-acts. Zelf vond hij het afgrijselijk om zichzelf te zien spelen.

Titel Rol Regisseur Producent Datum première
De Greep Jean-Marie Hardouin Onbekend Film-Fabriek F.A. Nöggerath 4 augustus 1909
Het vervloekte geld / L'or qui brule[3] Verhoff Alfred Machin Hollandsche Film (Amsterdam) en Pathé Consortium Cinéma (Parijs) 2 februari 1912
Onschuldig veroordeeld Lucien Léon Boedels Film-Fabriek F.A. Nöggerath 17 augustus 1912
Koning Oedipus Oedipus Onbekend Film-Fabriek F.A. Nöggerath 7 september 1912
Gebroken levens Arie van Galen Louis Chrispijn sr. Filmfabriek-Hollandia 3 september 1914
Fatum Kobus Drost Theo Frenkel sr. Rembrandt Film 14 mei 1915
Diamant Mozes Johan Gildemeijer Rembrandt Film 25 februari 1916
Pro Domo Graaf Louis de Prébois de Grancé Theo Frenkel sr. Amsterdam Film Compagnie 20 september 1918
De duivel in Amsterdam Van Rijn Theo Frenkel sr. Amsterdam Film Compagnie 21 maart 1919
Cirque hollandais Hendrik/Willem van Dalen Theo Frenkel sr. The Dutch Film Co. 17 oktober 1924

Laatste levensjaren

[bewerken | brontekst bewerken]
Polygoonjournaal, 30 september 1923: Louis Bouwmeester verlaat het ziekenhuis

Op 26 augustus 1923 kreeg Bouwmeester een ernstig ongeluk. Hij werd op het Roelof Hartplein te Amsterdam door een auto overreden en brak daarbij een been en enkele ribben.[4]

Voor de avondvoorstelling in theater Odeon te Den Haag op 28 april 1925 "De Wrekende God" aanving, trad Nico de Jong naar voren en hield een korte toespraak naar aanleiding van het overlijden van Louis Bouwmeester. Hij noemde Bouwmeester "den vriend der Nederlandsche tooneelspelers, een kunstenaar bij Gods genade, wiens naam na eeuwen nog genoemd zal worden". Na zijn toespraak verzocht hij de aanwezigen uit eerbied voor de overledene een ogenblik op te staan en met hem in gedachten in te stemmen met de wens: "Louis Bouwmeester ruste in vrede". In diverse schouwburgen in Nederland werd op verschillende wijzen stilgestaan bij het overlijden van deze grote acteur.

Op zaterdag 2 mei werd de rotonde achter de hal van de Stadsschouwburg Amsterdam ingericht als chapelle ardente. Naast de hele familie Bouwmeester waren veel oud-collega's aanwezig, waaronder Ko van Dijk, Nap de la Mar, Julia Cuypers en Hijman Croiset. Koningin Wilhelmina stuurde de familie een telegram, dat door Rafaël Bouwmeester, de oudste zoon van Louis, werd voorgelezen. Om elf uur vertrok de rouwstoet uit de Schouwburg, onder begeleiding van het fanfarekorps van de politie, dat vanaf het balkon een treurmars speelde. Slipdragers waren Esther de Boer-van Rijk, Wilhelmina van der Horst-van der Lugt Melsert, Jan Musch en August Kiehl. Vele duizenden toeschouwers kwamen samen op het Leidseplein en in het Vondelpark, dat gedeeltelijk afgezet was.[5]

Louis Bouwmeester is op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam begraven. Zijn grafmonument bleek aan het eind van de twintigste eeuw dusdanig vervallen dat besloten werd een nieuw monument te plaatsen, een exacte kopie van de oude steen. Daarvoor werd een inzamelingsactie gehouden.

De voormalige toneelprijs, de Louis d'Or, die tussen 1955 en 2023 werd uitgereikt aan de beste mannelijke dragende rol, was naar hem vernoemd.

Familiestamboom

[bewerken | brontekst bewerken]
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Engelina Engelbertha Winzel
1768-1851
 
 
 
Frederikus Adrianus Rosenveldt
1769-1847
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Louisa Bouwmeester
1818-1865
 
 
 
Louis Rosenveldt
1798-1867
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
*) zes huwelijken
 
Louis Bouwmeester
1842-1925
 
Louise Bouwmeester
1846-1922
 
August la Rondelle
1839-1928
 
 
 
Elisabeth Heilbron
1851-1938
 
Frits Bouwmeester
1848-1906
 
 
 
Theo Mann-Bouwmeester
1850-1939
 
Maurits Frenkel
1841-1873
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Marie Clermont
1860-1922
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Henri Brondgeest
1867-1928
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Julie Marie Arpeau
1880-1952
 
Louis Bouwmeester
1882-1931
 
Philippine Johanna Belder
1867-1961
 
Frits Bouwmeester
1885-1959
 
 
 
 
 
 
 
Gottfried Mann
1858-1904
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Dogi Rugani
1898-1983
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Lily Bouwmeester
1901-1993
 
Theo Frenkel
1893-1955
 
 
Dolly Bouwmeester
1913-1986
 
John Jackson
 
 
 
Loutje Bouwmeester
1913-1974
 
Alexandra Bouwmeester
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Cor van der Lugt Melsert
1882-1969
 
 
 
  • ) De zes huwelijken van Louis Bouwmeester:
Christina la Rondelle
1836-1915
 
Louis Bouwmeester
1842-1925
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Louis Frederik Johannes Bouwmeester
1869-1870
 
Mozes Bouwmeester
1870-1888
 
Louisa Bouwmeester
1872-1959
 
Wilhelm Cornelius
1877-1966
 
Roosje Bouwmeester
1875-1961
 
Martinus Vis
1869-1948
 
Sara Orelio
1878-?
 
Rafael Bouwmeester
1878-1926
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Loesje Bouwmeester
1912-?
 
Piero Zini
1906-1946
 
Anna van Engers
1845-1882
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Louise Sandbergen
1887-1976
 
Louis Frederikus Johannes Bouwmeester
1884-1931
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Loekie Bouwmeester
1915-1955
 
Jacoba Kronenburg
 
Hans Kaart
1920-1963
 
Joy Bouwmeester
 
 
Grietje van Engers
1850-1886
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jeike de Boer
1868-1951
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Tilly Perin-Bouwmeester
1893-1984
 
Pierre Perin
1888-1960
 
Margaretha de Boer
1863-1929
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Wiesje Bouwmeester
1909-1979
Marie Braakensiek
1887-1942
 
 
 
 
 
 
 
  • Koster, Simon; De Bouwmeesters, kroniek van een theaterfamilie. uitgeverij: De Walburg Pers, Zutphen, 1973 (1e druk Van Gorcum, Assen 1971); ISBN 9060111222.
  • Dommelshuizen jr., Cor; Louis Bouwmeester. Herinneringen aan een groot Nederlander, Uitgevers-Maatschappij West-Friesland, Hoorn, 1942.
  • Bank, Jan en Buuren, Maarten van; 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur, Uitgeverij: Sdu Uitgevers, Den Haag, 2000; ISBN 9789012086226.
  • Dibbets, Karel en Maden, Frank van der (red.); Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940, Uitgeverij Het Wereldvenster, 1986; ISBN 9789029397704.
  • Bouwmeester, Wiesje; De liefste vader en mijn beste vrindje Louis Bouwmeester, Uitgeverij: Van Holkema & Warendorf Amsterdam, 1958.
Zie de categorie Louis Bouwmeester van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.