Naar inhoud springen

Kasselrij Waasland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit artikel gaat over de historische kasselrij Waasland. Voor de gelijknamige geografische streek in Vlaanderen, zie Waasland.
Kasselrij Waasland
Kasselrij Waas
Kasselrij van het graafschap Vlaanderen Vlag van Vlaanderen
Het wapenschild van het Land van Waas, met de raap.Kaart van
Historische regio
Tijdsperiode 1241-1795
Hoofdstad Sint-Niklaas
Oppervlakte 480 km²
Portaal  Portaalicoon   Geografie

Het Waasland was een kasselrij van het graafschap Vlaanderen tussen 1241 en 1795. Het was gelegen in de gelijknamige streek, Waasland. Het gebied werd omringd door de kasselrijen (in wijzerzin) Vier Ambachten, Land van Beveren, Land van Bornem, Land van Dendermonde en Oudburg, eveneens als het hertogdom Brabant.

De Keure van het Land van Waas

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Land van Waas werd een autonoom rechtsgebied in het graafschap Vlaanderen, formeel bekrachtigd door de Keure van het Land van Waas, die in 1241 door gravin van Vlaanderen Johanna van Constantinopel werd verleend. De oorspronkelijke keure uit 1241 is bewaard. Dit manuscript draagt de zegels van Johanna van Constantinopel en haar echtgenoot Thomas van Savoye. De Keure werd plechtig door het echtpaar aan vier edellieden overhandigd, die het namens het Land van Waas in ontvangst namen.[1]

De Keure werd een paar keer verbeurd door opstanden van het Wase volk tegen de graaf van Vlaanderen. Deze conflicten werden echter telkens opgelost en de Keure werd plechtig hersteld. Dit gebeurde in 1277 door Gwijde van Dampierre, in 1330 door Lodewijk I van Vlaanderen en in 1453 door Filips de Goede.

Hoofdcollege en Landhuis

[bewerken | brontekst bewerken]

Het bestuur van de kasselrij was in handen van een hoofdcollege. Dit college kwam oorspronkelijk samen onder een lindeboom op de Grote Markt van Sint-Niklaas. Het was de ceremoniële plek waar de Graaf van Vlaanderen zijn eed uitsprak, na zijn blijde intrede in het Waasland. Deze plechtige eed werd afgenomen door de eerste prelaat van het Waasland, in dit geval was dit de abt van Boudelo. Op 7 juni 1497 legde Filips de Schone op de Grote Markt zijn plechtige eed af in handen van de abt van Boudelo, die hiervoor naar Sint-Niklaas kwam.[2] Vanaf 1518 kwam het hoofdcollege samen in een houten gebouw.[3][4][5][6]

De kasselrij sloot zich aan bij de Gentse Opstand tegen Keizer Karel V in 1539.

In 1541 werd er een gebouw gekocht op de Grote Markt, dat in de jaren daarna vergroot en verfraaid werd. Dit is het zogenaamde Landhuis van Waas, dat thans nog steeds zo bekend staat. De schepenbank van deze Keure vergaderde meestal in Sint-Niklaas, en zetelde daar haar Feodaal Hof van Waas om recht te spreken.[3][4][5][6]

Gentse Republiek

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1578 komt het Waasland onder controle van de Gentse Republiek. De wegens collaboratie met de Spanjaarden afgezette hoogbaljuw Servaas van Steelant wordt door het Gentse calvinistische bestuur vrijgelaten, in ruil voor de erkenning van hun gezag. De besturen van de Wase dorpen werden ontbonden en vervangen door besturen trouw aan het nieuwe regime. Ook het hoofdcollege wordt, na protest bij de Raad van Vlaanderen, afgedankt en vervangen.[7]

Het Gentse beleid hield in dat de rooms-katholieke godsdienst zo veel mogelijk onderdrukt werd. De parochiekerken werden gesloten en de kerkschatten meegenomen. In 1578 al werden de o.a. Abdij van Boudelo en de Abdij van Roosenberg verwoest. In de plaats kwamen er calvinistische gemeenten in vrijwel alle Wase dorpen, met de bijhorende grondige versobering van de kerkgebouwen. Naarmate het Spaanse leger oprukte in het graafschap Vlaanderen, werd het repressieve beleid harder. Desondanks bleef de katholieke godsdienst overeind, en kon het calvinisme maar beperkt ingang krijgen. Dit gold vooral op het platteland.[7]

Op 1 november 1583 leverden hoogbaljuw Servaas van Steelant en schepen Louis Thierin, die beide nog steeds katholiek waren, het Waasland weer over aan de Spanjaarden.[7]

De Keure bleef van kracht tot het einde van de achttiende eeuw, bij het begin van de Franse overheersing. De traditionele bestuurlijke indeling ging op schop en de kasselrij Waasland werd deel van het Scheldedepartement.

Inwoners van het Waasland werden geacht zich te voegen naar de voorgeschreven costumen, met goedkeuring van de aartshertogin-landvoogdes. De costumen waren opgedeeld in verschillende rubrieken, die bepaalde aspecten juridisch omkaderden. Zo beschrijft rubriek I: de Graeve van Vlaenderen, als Heere vande Lande van Waes, heeft binnen dezelven Landen alle iustitie, hooghe, middle en nedere, die hy doet exerceren onder den resorte vande Camere vanden Raedt, geordoneert in zyn Landt ende Graefschap van Vlaenderen.[8]

Het rechtsgebied van de Keure van Waes besloeg een aanzienlijk deel van alle parochies, die soms waren verenigd onder dezelfde vierschaar:[9]

Een aparte rubriek van de costumen was gewijd aan de zogenaamde "apanagedorpen". Dit waren grotendeels onafhankelijke gebieden die slechts voor de lasten van de graaf of de vorst aan het hoofdcollege moeten gehoorzamen. Hierbij behoorden de parochies Beveren, Burcht, Eksaarde, Haasdonk, Rupelmonde en Temse, eveneens als enkele enclaves van de heerlijkheid Beveren in Sint-Niklaas, Belsele, Lokeren, Daknam en Haasdonk. Verder waren er nog de "vrije polders" Doel, Kallo, Kieldrecht en Verrebroek, die minder belastingen moesten betalen. En ten slotte waren er nog de "vazallen van de Keure" Kruibeke en Zwijndrecht die een afzonderlijk gerechtelijk statuut hadden, maar wel de belasting van de Keure betaalden. Later werden gingen deze indelingen echter op schop, zodat alle parochies gelijk behandeld werden. Een belangrijke opmerking is dat sommige dorpen gedurende het ancien régime nog geen onafhankelijke juridische entiteit vormden. Meerdonk bijvoorbeeld was tot 1846 slechts een gehucht van Vrasene.

Op het Wase grondgebied lagen in de 17e eeuw een vijftal grote feodale kloosters: de Abdij van Boudelo, de Abdij van Roosenberg, het klooster van de Wilhelmieten, het convent van de Recoletten en het Convent van de oratorianen. Zij bezaten uitgestrekte landen en mochten hun pacht en cijnsrechten doen gelden in grote delen van het Waasland.

Daarnaast waren er verschillende heerlijkheden, die onder bestuur stonden van de Wase adellijke families: Paddenschoot, Appelsvoorde, Varebeke, Puyenbeke, Aarschot, Ter Elst, Het Beversche, Sleutelhof, Caudenborg enz.

Zoals de Keure voorschreef, werd een hoofdcollege geïnstalleerd in Sint-Niklaas dat de hoogste instantie van de streek was. Deze schepenbank bestond uit zeven Hoogschepenen en een Hoogbaljuw, die voor het leven benoemd waren. Zij hielden zich bezig met rechtszaken (zowel burgerlijk recht als strafrecht) in beroep die van de plaatselijke vierscharen kwamen, met het verdelen van belastingen en oorlogsbijdragen, en met het regelen van algemene bestuurszaken.[10]

Bestuursleden

[bewerken | brontekst bewerken]
Verz. Ugent, Handschrift met de kwartierstaat van Heer de Lanfrancye, heer van Kruibeke.
wapenschild van Sr; Petrus Saman, 17de eeuw St-Niklaas
Wapenschild van de familie de Castro y Toledo; 17de eejw
Dit artikel is mogelijk incompleet; u kunt helpen door het uit te breiden.

Aan het Waas Leenhof verbleven verschillende belangrijke lieden uit oude Wase geslachten, die regionaal en lokaal het bestuur vormden. Sommige titels en functies waren erfelijk, waardoor het aanzien van deze families generatie op generatie groter werd. Ook dient te worden aangestipt dat het merendeel van de Wase scabinale geslachten en patriciërs onderling huwelijken aangingen, en duurzame verwantschappen ontstonden. Volgens de gebruiken moesten hoogschepenen zich vestigen in het Waasland, waardoor verschillende leden van de Gentse adel zich vestigden in het Waasland.

  • familie Charles
  • familie de Baenst
  • familie de Castro y Toledo, baljuw van Waes, eigenaars van het Castrohof
    • waaronder Frans-Jozef de Castro y Toledo, hoogschepen in de 18e eeuw
  • Familie de Jonghe
    • waaronder Theodore de Jonghe, heer van Mandekens, hoogschepen
  • Matthieu de Moerman de Harlebeke, baljuw in de 18e eeuw
  • familie de Muelenaere, geslacht uit Gent
  • Ivo-Jan de Munck-Moerman, hoofdschepen
  • familie de Nève
  • familie de Vaernewyck
    • waaronder Jan van Vaernewijck, baljuw in de 15e eeuw
  • Guillaume Jean d'Hanens, hoofdschepen
  • Jan Hawaert, baljuw in de 14e eeuw
  • Filips Frans Lippens, hoofdschepen in de 18e eeuw
  • familie Nys, schepengeslacht uit Vrasene
    • waaronder Boudewijn Nys, hoogschepen
  • familie Papeians de Morchoven
  • familie Saman, edel geslacht uit Sinaai, erfelijke meiers
  • familie Snouck, eigenaars van de omwalde hofstede Ter Snoecke
    • Jacobus Snouck-de Mare, schepen van Sint-Niklaas
    • Catharina Snouck, erfelijke dame van den Hauwe, Essche en Heysbroeck, gemalin van sr. Joannes van Landeghem, vanaf 1729 hoofdschepen van het Land van Waas
  • Paul Norbert Tack, Lokeren
  • jonkheer Ferdinand van Boonem, baljuw in de 17e eeuw
  • Alexander II van Bournonville, hoofdbaljuw met wapenschild op de Cipierage
  • familie vanden Saere de Maeneghem
  • familie van Landeghem
    • waaronder Joannes Antonius van Landeghem
    • waaronder Joannes van Landeghem, heer van den Hauwe en Essche, hoogschepen
  • familie vanden Eechaute
    • waaronder Ferdinandus vanden Eeckhoute, heer van Grimberghes, hoogschepen
  • Emmanuel vander Vynct
  • familie Van Pottelsberghe de la Potterie
  • Willem van Waelwijck, heer van Walburg, hoofdschepen en baljuw in de 16e eeuw
  • Servaas van Steeland, baljuw in de 16e eeuw
  • familie Vergauwen, schepengeslacht uit Verrebroek
  • Jean-Baptist Versmessen, hoofdschepen in de 18e eeuw, woonde in Hof ter Saksen
  • familie Ysebrant de Lentdoncq, schepengeslacht uit Sint-Pauwels, woonde in het Hof te Voorde
    • waaronder Joannes Ysebrants, erfelijk heer van Voorde
    • waaronder Marcus Ysebrants, meier en heer van Heggeloo
    • waaronder Petrus Josephus Emmanuel Ysebrants, hoofdschepen van Waas
    • waaronder Petrus Augustinus Josephus Ysebrants, leenman aan het feodaal leenhof van Dendermonde

De hoogschepenen van Waas en andere edelen hadden talrijke bezittingen in het Land van Waas: zo bezat de prins van Arenberg heel wat poldergronden en heel Verrebroek. Onder de schepenen en baljuws vinden we de families Triest, Vander Sare, Vydt, Van Steelant, De Ghistelles, De Gruutere, Vander Gracht, De Moerman, De Jonghe, Keyaerts, Dullaert, Ramont, Van Pottelsberghe, enz.[3]

Er waren een negental rederijkerskamers erkend door het feodaal leenhof, allen gehoorzaamheid verschuldigd aan de Hoofdkamer van Waes, en allen een bloemrijke naam dragend. Zij hadden een bijzondere plek in het Land van Waes, en kenden een rijke traditie:[11]

  • Hoofdkamer: De Goudbloem, gezegd de “gautblommisten” (Behoud Simpel van Sinnen)
  • Kamer van Beveren: de Christus oog (Christus oogen onderdaen)
  • Kamer van Elversele: de Rode Roos (Onnoozel gesinde)
  • Kamer van Lokeren: de Wynpersch (Geschiedt uyt Liefde)
  • Kamer van Nieuwkerken: de Vlasbloem (Peist op’t sterven – Cogita mori)
  • Kamer van Rupelmonde: de Genoffel (Wat Schaet, dat groeit)
  • Kamer van Stekene: de Distelblom (Scherp om Grypen)
  • Kamer van Temse: de Wyngaerdrank (ootmoedig versaemt)
  • Kamer van Waasmunster: de Koornbloem (Jong zonder erg)

Het dekenaat Waas betrof een van de zeven dekenaten in het Bisdom Gent, wiens grondgebied ook de parochies van Hulst en Zele inhield. De bisschop van Gent benoemde een reguliere priester als hoofd van de Kasselrij, als beheerder van het sigillum decanatus Wasye (zegel van het dekenaat van Waas). Deze kwam in rang na de abt van Boudelo. De titelvoerende deken van Waas, was niet verbonden aan de gelijknamige parochie, die onder bestuur stond van de oratorianen. Vanaf 1805 wordt deze titel gevoerd door de pastoor-deken van Sint-Niklaas, zetelend in de hoofdkerk.

Periode Naam Opmerking
1235-1237 Joannes
1237- Henricus
1268 Joannes Pastoor in Zele
1287 Aegidius Priester in Bazel
1474 Petrus vander Beken Voorbeeld
1608-1638 Bernardus Hotsenius Pastoor van Sint-Niklaas
1641 Petrus Duerincx Pastoor in Waasmunster
1642-1645 Ulricus Mathonius Pastoor in Sint-Niklaas
1653 Petrus de Mey
1676-1697 Paschasius de Cuyper
1711-1723 Lambertus Loyaerts
1763-1805 Joannes van Keersbulck

Galerij van feodale residenties in het Land van Waas

[bewerken | brontekst bewerken]

De inwoners van de verschillende Wase dorpen en steden hebben in de loop van de geschiedenis bijnamen gekregen.[12][13]

Stad/dorp Spotnaam
Bazel Bazelse Bulten
Belsele Klokkenlappers
Haasdonk Rostekoppen
Lokeren Rapenbraders
Meerdonk Kletskoppen
Melsele Pijpkens
Nieuwkerken Schapen
Sint-Gillis-Waas Eiertrappers
Sint-Niklaas Oliezeikers
Verrebroek Flippen

Het bewaarde Archief van het Feodaal Leenhof wordt bewaard in het Rijksarchief te Gent.[14]