Jumma (volk)
De Jumma (Bengaals: জুম্ম জনগোষ্ঠী) is een collectieve term voor de inheemse volkeren van de regio Chittagong Hill Tracts. Deze streek beslaat het oosten van de Chittagong-divisie in het huidige Bangladesh. Het gaat om de Chakma, Arakanezen (ook: Rakhine), Marma, Tripuri, Tanchangya, Chak, Pankho, Mru, Bawm, Luhai, Khyang, inheemse Assamezen en de Khumi.[1]
De naam “jumma” ("jum-landbouw") is afgeleid van de landbouwmethode van deze volkeren: akkers worden tijdelijk braak gelaten, in een soort drieslagstelsel. Om de grond klaar te maken, wordt de vegetatie, met uitzondering van de hogere bomen, afgebrand.[1] Jumma is een oorspronkelijk door buitenstaanders, maar nu door henzelf gebruikte geuzennaam. De Jumma staan ook bekend als Pahari, dat betekent “Mensen uit de heuvels”.
De Jumma zijn inheemse volkeren, en spreken niet het Bengaals van de etnische Bengalen. Religieus zijn ze ook verschillend, het meest boeddhistisch, en minderheden van Hindoes en christenen. Slechts een klein aantal heeft zich bekeerd tot de islam. Daarnaast worden nog een aantal traditionele religieuze praktijken beoefend.
Vervolging in Bangladesh
[bewerken | brontekst bewerken]Sedert de onafhankelijkheid van Bangladesh hebben de Jumma te lijden gehad van etnische en religieuze vervolging door de Bengaalse moslims. In sommige gevallen is sprake van genocide.
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Jumma people op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- ↑ a b (en) Roy, Rajkumari Chandra Kalindi, Land Rights of the Indigenous Peoples of the Chittagong Hill Tracts, Bangladesh. International Work Group for Indigenous Affairs (2000.). Geraadpleegd op 31 januari 2020.