sporen

werkw.

Uitspraak:	['sporə(n)]
Afbreekpatroon:	spo·ren
Vervoegingen:	spoorde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gespoord (volt.deelw.)

1) met de trein reizen ^transport

Voorbeeld:

`iedere dag naar je werk sporen en ook weer terug naar huis`

2) goed zijn, of in overeenstemming zijn (met iets anders)

Voorbeelden:	`De waarnemingen sporen met de veronderstellingen.`, `Het bouwen van een nieuwe kolencentrale spoort niet met een verantwoord milieubeleid.`
Synoniem:	kloppen (3)
niet helemaal sporen informeel	((van iemand) geestelijk niet helemaal normaal zijn) `Deze man spoort niet helemaal, of misschien wel helemaal niet.`

Zie ook:

spoor

hij spoort niet helemaal   in hetzelfde spoor lopen   per spoor reizen   

• je sporen verdienen (=respect krijgen door goed werk te verrichten)
• het zijn niet al ridders die sporen dragen (=je kunt niet alleen aan iemands uiterlijk afleiden of hij ergens geschikt voor is)
• een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
• een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
Naar de spreekwoorden

• getand wieltje aan de rijlaars om het paard 'aan te sporen'
• verticale, schuin geplaatste steunconstructie van de dakbedekking tussen de dakvoet en nok, bestaande uit dunne balkjes of ronde stammetjes, steunend op de muurplaat* en flieringbalk.
• met de trein reizen vb: Gavin spoort elke dag van Zaandam naar Amsterdam erbij passen, ermee in overeenstemming zijn vb: deze plannen sporen niet met de wensen van de buurt
• [Onderzoek] (voortplantings)cel die zich tot een individu kan ontwikkelen zonder eerst te versmelten met een andere cel. Sporen worden geproduceerd door planten, schimmels en sommige protozoën. Bij bacteriën spreekt men ook van spore als de bacteriecel zich ingekapseld heeft.
• 1) Akineten 2) Manen 3) Overeenkomen 4) Treinen

Toon uitgebreidere definities

• sporenelement• sporenhouder• sporenonderzoek• sporenplant• sporenvrucht• sporenzakje

• aansporen• ontsporen• opsporen• nasporen• gebruikssporen

sporen

Wat is de verleden tijd van sporen?

De verleden tijd van sporen is 'spoorde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gespoord'.

Wat betekent sporen?

'met de trein reizen' en 'goed zijn, of in overeenstemming zijn (met iets anders)'

Hoe spel je sporen?

sporen spel je S P O R E N

Wat is een ander woord voor sporen?

Andere woorden voor sporen zijn hij spoort niet helemaal, in hetzelfde spoor lopen en per spoor reizen.

Zoek sporen op Woordenlijst.org
Zoek sporen op Google
Zoek sporen op Wikipedia