[Vergeten woorden] (st. smook, heeft gesmoken), smieken 1) roken 2) in brand staan [~ smook, smoken]
1) Misten 2) Motregenen
misten, motregenen - Voorbeeld: ‘'s Winters, als 't koud was en donker, en 't hele dagen en nachten regende en smuikte, bedroomde Genoveva de genoten heerlijkheden van de zomer’
misten, motregenen (toon de herkomst via de etymologiebank)