praten

werkw.
Uitspraak:  [ˈpratə(n)]
Afbreekpatroon:  pra·ten
Vervoegingen:  praatte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gepraat (volt.deelw.)

1) met je mond woorden uitspreken
Voorbeeld:  `binnensmonds praten`
praten met volle mond  (praten terwijl je eet)
Jullie hebben makkelijk praten!  (jullie hebben zelf niet de problemen waar we over spreken)

2) een gesprek voeren
Voorbeeld:  `praten over het weer`
Er valt met haar niet te praten.  (zij is onredelijk)

Zie ook:  praat


Synoniemen
babbelen   communiceren   converseren   discussiëren   een conversatie hebben   fluisteren   in contact staan   kakelen   klappen   kletsen   kouten   kwebbelen   kwekken   kwetteren   praat   snateren   spreken   wauwelen   zwammen   zwijgen (antoniem)   

Spreekwoorden en zegswijzen
• voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
• visserslatijn praten (=zijn prestaties overdrijven)
• uit zijn nek praten (kletsen) (=onzin verkopen)
• recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
Toon alle 12 spreekwoorden die praten bevatten

Intensiveringen
Hoe kun je praten krachtiger uitdrukken?
honderduit praten; iemand de oren van het hoofd praten; praten als Brugman
Uitdrukkingen die praten betekenen (waarin het woord zelf niet voorkomt):
aflopen als een wekker; iemand de oren van zijn kop zagen;

7 definities op Encyclo
  • •zich met behulp van de stem uiten.
  • woorden uitspreken, iets zeggen vb: Kees is een jaar en hij kan nog niet praten laat hem maar praten [je moet je niets van hem aantrekken] praat me d'r niet van [ik wil er niets over horen] jij hebt makkelijk praten [je doet alsof het niet ernstig is, maar dat is het wel]
  • 1) Articuleren 2) Babbelen 3) Bomen 4) Brouwen 5) Communiceren 6) Converseren 7) Kakelen 8) Keuvelen 9) Klappen 10) Kletsen 11) Kouten 12) Kwebbelen 13) Kwekken 14) Kwetteren 15) Lullen 16) Oreren 17) Overleggen 18) Palaveren 19) Parteren 20) Prevelen 21) Prossen 22) Rappelen 23) Rebbelen ...
  • 1) Babbelen 2) Communiceren 3) Communiceren met anderen 4) Converseren 5) Dibberen 6) Discussiëren 7) Een gesprek voeren 8) Fluisteren 9) Geluid van papegaai 10) Iets zeggen 11) Kakelen 12) Kallen 13) Keuvelen 14) Klappen 15) Klassineren 16) Kletsen 17) Kouten 18) Kwebbelen 19) Kwekken 20...
  • het maken van een deal tussen renners tijdens de koers, wie gaat voor het klassement en wie voor de etappezege gaat bijvoorbeeld
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op praten:
aanpratenbijpratengoedpratenbepratenmeepratennapratenompratenmooipratenuitpraten

Herkomst volgens etymologiebank.nl
praten (spreken)

Taaladvies
  1. Blijft in uitdrukkingen waarin naar een historische persoon wordt verwezen, de hoofdletter van de eigennaam bewaard? Zie Hij kan praten als Brugman
  2. Wat is het verschil tussen praten en spreken? Zie Praten / spreken
  3. Waar komt de uitdrukking praten als Brugman vandaan en wat wordt ermee bedoeld? Zie Praten als Brugman


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van praten?
De verleden tijd van praten is 'praatte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gepraat'.
Wat betekent praten?
'met je mond woorden uitspreken' en 'een gesprek voeren'
Hoe spel je praten?
praten spel je P R A T E N
Wat is een ander woord voor praten?
Andere woorden voor praten zijn babbelen, communiceren, converseren, discussiëren, een conversatie hebben, fluisteren, in contact staan, kakelen, klappen, kletsen, kouten, kwebbelen, kwekken, kwetteren, praat, snateren, spreken, wauwelen en zwammen.
Wat is het tegenovergestelde van praten?
Een antoniem van praten is zwijgen.

Op andere websites
Zoek praten op Woordenlijst.org
Zoek praten op Google
Zoek praten op Wikipedia