Uitspraak: | [bəˈxrotɪŋ] |
Afbreekpatroon: | be·gro·ting |
Verbuigingen: | begrotingen (meerv.) |
Voorbeelden: | `de gemeentelijke begroting`, `een begroting maken`, `de lopende begroting` | |
de begroting overschrijden | (meer uitgeven dan je van plan was) | |
een gat in de begroting | (een tekort op de begroting) |