Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

schoonmaken - (reinigen)

Thematische woordenboeken

Wigardus à Winschoten (1681), Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse konst, en spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend, en bij de beste schrijvers deeser eeuw gevonden werden, Leiden

schoonmaaken is een gemeen woord, en beteekend iets, dat vuil geworden is, weederom haavenen, en van sijn vuiligheid reinigen: een schoonmaakster: sijn pad schoonmaaken, sijn schoonste seggen.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

schoonmaken ‘reinigen’ -> Negerhollands maak skoon, sko(o)n ‘reinigen’; Berbice-Nederlands maskono ‘reinigen’.

Idioomwoordenboeken

F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen

1728. Den boel opscheppen,

d.w.z. alles in rep en roer brengen, een standje maken; drukte maken; stukslaan, kijven, alles het onderste boven smijten (Rutten, 33; 163); syn. van de peentjes opscheppen (in Kmz. 364) of de peultjes opscheppen (V. Ginneken I, 496), 'n bal sloon (N. Taalgids XIV, 196). In Zuid-Nederland beteekent iemand zijn peeën opscheppen: iemand de les lezen (Antw. Idiot. 944; Schuermans, 438); in het oostfri.: de bûl upscheppen, schoonmaak houden, reinigen (Ten Doornk. Koolm. I, 248 a; III, 480 a). Waarschijnlijk is de eerste bet. den boel in orde maken, opknappen, opschoonen (Molema, 311 b), waaruit door het ironisch gebruik de tegenw. bet. kon voortvloeien; vgl. den boel toetakelen, eig. een schip van touwwerk voorzien, in orde maken (Winschooten, 307); Spaan, 268: Wy meinen 't Huis van dezen avond wel helder op te schikken; den winkel, het huis opschikken, den kreupelen waard slaan (Ndl. Wdb. VIII, 180; XI, 1162); Halma, 265: De kitZie Günther, die Deutsche Gaunersprache, 104. boenen, veegen of schoonmaken, déménager un bordel, en chasser tout le monde, et en briser les meubles; Ndl. Wdb. III, 58; XI, 1149; 1162; Kalv. II, 154; Harreb. III, 53 a; Molema, 311 a; fri. de boel opscheppe.

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal