Made in Golf - Terminologie
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Sport, welzijn en vrije tijd > Golf
Datum & Land: 15/02/2007, BE offline
Woorden: 103
Abnormal Ground Conditions
Nederlands: abnormale terreinomstandigheden. Elk tijdelijk water, elk stuk grond in bewerking, of gat, hoop of spoor op de baan gemaakt door een gravend dier, reptiel of een vogel. Men mag daar droppen zonder strafslag voor de rest van het spel.
Adresseren
Adresseren is klaar gaan staan om de bal te slaan. Het positioneren van lichaam en club voorafgaand aan de slag.
Air Ball
Wanneer bij de misslag de bal extreem hoog gaat met weinig afstand
All Square
Een wedstrijd matchplay kan `all square` eindigen, gelijkspel dus. De beste score op een hole wint de hole en wie het meeste holes wint, wint de partij.
Alignment
Nederlands: (het) oplijnen. Het situeren van het lichaam en van het clubhoofd in relatie tot het doel.
Albatross
Het spelen van een hole in drie slagen minder dan de par van de hole. In Amerika heet dat soms een “double eagle”.
Approach
Nederlands: benaderen. Een schot naar (en op) de green, of vanaf de fairway een schot naar de dichtstbijzijnde green
Backswing
Het gedeelte van de swing welk zich van de bal af beweegt.
Backspin
De achterwaartse rotatie van de bal om zijn horizontale as, veroorzaakt door de loft van het clubblad, de invalshoek en de clubhoofd snelheid. Een bal die geraakt wordt beneden zijn middelpunt met een club met loft (zelfs een putter) zal backspin hebben tijdens de balvlucht. Hoe meer backspin hoe sneller de bal zal stoppen (bit) op de green.
Birdie
Het spelen van een hole in één slag minder dan par.
Birdie
Club utilisé pour les drives les plus longs, en général le premier coup du parcours
Bruto Score
Het totaal aantal slagen in een strokeplay wedstrijd zonder rekening te houden met de handicap.
Bunker
Een hindernis bestaande uit een bewerkt stuk grond, dikwijls een kuil, waaruit gras of aarde is verwijderd en vervangen door zand of iets dergelijks.
Carry
De afstand die de bal door de lucht aflegt
Caddie
Iemand die tijdens het spel zorgt voor de stokken van een speler of deze meevoert, en de speler ook op andere wijze assisteert volgens de regels.
Chip
Een slag (meestal over kortere afstand) waarbij de rol veel verder is dan de vlucht (carry).
Closed Stance
Nederlands: gesloten stand, dicht staan. Positionering van de voeten waarbij de rechter voet enigszins teruggetrokken staat t.o.v. de imaginaire lijn langs de tenen (voetenlijn), welke parallel aan het doel is (doellijn).
Closed Clubface
Dit wordt gezegd van het clubblad of van de houding van een speler. Het clubblad staat (bij adres en impact) niet haaks op het doel maar wijst naar links. Een manier van vasthouden waarbij de handen iets kloksgewijs zijn gedraaid (de rechterhand zit daarbij iets meer onder de shaft).
Club
Een golfstok, ook wel ijzer, stok, hout, iron
Divot
Een plag die men, vooral met kortere ijzers, uit de grasmat slaat.
Dog-Leg
Hole met een fairway waar een bocht in zit en daardoor qua vorm enigszins lijkt op de achterpoot van een hond.
Downswing
Het gedeelte van de backswing waar het clubblad weer naar de (stilliggende) bal beweegt. Ook wel “forward swing”.
Driver
De houten-1, de stok om het verst te slaan
Drive
De drive is de afslag vanaf de tee, meestal met de “driver” (de houten 1), maar ook een afslag met een ijzer wordt “drive” genoemd.
Drive
Au départ d`un trou le joueur place ou non sa balle sur un tee et joue son coup, on dit qu`il a drivé
Draw
Een balvlucht met een vertrekrichting iets rechts van de doellijn, die iets naar links afbuigt
Eagle
Een hole spelen in twee slagen beter dan par van de hole (een par drie in één slag (hole-in-one), een par vier in twee slagen, een par vijf in drie slagen).
Eclectique
Een strokeplay wedstrijdvorm. De laagste bruto score per hole behaald over een tevoren vastgestelde periode. Die periode kan variëren van één dag tot een aantal maanden. Ook wel “ringer score” genoemd.
Etiquette
Naast de (geschreven) (spel)regels zijn er ook een aantal (soms ongeschreven) (beleefdheids)regels: de etiquette. Voorbeeld van zo`n ongeschreven regel is dat men stilstaat en geen geluid maakt als de partner gaat slaan.
Fairway
Het gedeelte van de baan tussen de afslag en de green. Vrij kort gemaaid om de bal een goede ligging te bezorgen.
Fade
Een balvlucht met een (kleine) curve naar rechts. Hetzelfde dus als een “slice”, maar dan met opzet geslagen. Het tegenovergestelde heet een draw.
First Nine, Front Nine
De eerste negen holes van een golfbaan
Finish
Een alternatieve uitdrukking voor de eindpositie van de swing.
Foregreen
Het kort gemaaide gedeelte, enige meters breed rondom de green. Het gras is korter dan op de Fairway, maar minder kort dan op de green
Foursome
Een partij waarin twee spelers spelen tegen twee andere spelers, elke kant met één bal
Four-Ball – Best-Ball
Een wedstrijd tussen de beste bal van twee teams
Free Drop
De bal droppen zonder dat er een strafslag geteld hoeft te worden
Going Hook
Een slag met de bedoeling de bal na de landing naar het doel te laten rollen.
Grip: Vardon
Meestal overlapping grip genoemd. Eén van de twee het allermeest toegepaste manieren om de stok vast te houden (de andere is “interlocking”): De rechter pink ligt op het gootje tussen linker wijs- en middelvinger. De grip is naar Harry Vardon genoemd (1870-1937), een beroemd speler. Hij heeft deze grip gepopulariseerd, maar niet uitgevonden. J.E.Laidley gebruikte deze grip al op zijn minst 15-20 jaren eerder.
Grip: Interlocking Grip
Een methode van vasthouden waarbij de rechter pink tussen de linker wijs- en middelvinger geklemd is.
Grip: Overlapping
Een manier om de stok vast te houden. Wordt vrijwel uitsluitend met de putter toegepast, soms ook bij chipping. Van de rechterhand liggen alle vingers om het handvat. Van de linkerhand liggen pink, ring- en middelvinger om de stok, de duim op de stok en de wijsvinger ligt bovenop de vingers van de linker hand.
Grip: Baseball
De stok vasthouden op dezelfde manier als een baseball (honkbal) knuppel: de linkerhand en de rechterhand liggen om de shaft (en veel meer in de palm dan bij een golfgrip) zonder enige verbinding met elkaar (geen interlocking of overlapping). Ook wel “palmgrip” genoemd.
Grip
Dat gedeelte van de shaft dat de speler in zijn handen houdt. Het materiaal van de grip kan van leder, rubber of kunststof zijn.
Greensome
Variatie op foursome, geen officiële wedstrijdvorm. Op elke hole slaan beide spelers van een team met hun eigen bal af. Daarna kiezen de partners de bal die het gunstigst ligt en spelen daarmee om beurten verder de hole uit (de speler wiens bal niet wordt gekozen neemt zijn bal op en doet de tweede slag).
Greenkeeper
De tuinman(nen) op de golfbaan. Zij onderhouden de golfbaan. Op een 18 holes baan zijn er toch minimaal 3-4 nodig.
Greenfee
Het bedrag dat betaald moet worden als men wil spelen op een golfbaan waar men geen lid is.
Green
Dat gedeelte van de hole die wordt gespeeld, dat speciaal is geprepareerd voor het putten of anderszins als zodanig door de commissie is aangegeven
Grain
Op de green, de richting waarin het gras groeit. Sommige greens hebben het duidelijker dan andere. Dat kan effect hebben op de break en de afstand. De grain volgt waterafvoer, de zon, maairichting, voorkeurswindrichting
Handicap
Het getal wat aangeeft (bij strokeplay) hoeveel slagen de speler (gemiddeld) meer nodig heeft dan de par van de baan.
Hiel
Uiteinde van het blad van de club aan de kant van de speler, waar het aansluit op de steel
Hook
Balvlucht die sterk van rechts naar links gaat. Meestal een foute slag, maar kan met opzet worden geslagen om een obstakel te ontwijken.
Hout
Een hout. Een club, vroeger met een houten clubhoofd.
Ijzer
Club met ijzeren kop, waarvan de opening gaat van de lob-wedge tot ijzer 1
Ijzers: Middellange
IJzer 7, 6 en 5
Ijzers: Lange
IJzer 4, 3, 2 en 1
Ijzers: Korte
De sand-wedge, gap-wedge, lob-wedge, wedge, ijzer 9 en ijzer 8
Impact
Het moment van raken van de bal.
Insert
Houten drivers hadden een plastic “insert”, inzetstukje, om ze te beschermen tegen de vele impacts.
Klein Spel
Alle slagen in de buurt van en op de green, waar de speler blijk moet geven van handigheid en verbeeldingskracht om de bal in de hole te krijgen.
Links
Zandige grond aan of nabij de zee bedekt met een speciaal soort gras, bekend als “bent” gras, meestal doorkruist door een stroompje (“burn” in Schotland). De meeste oude golfbanen waren “links” banen. De werkelijke betekenis-afkomst is onduidelijk, maar het woord is van Schotse origine. Sommigen zeggen dat het woord “links” betrekking heeft op de verbindingen die de “burn” maakt tijdens zijn slingeringen.
Lie
Letterlijk `ligging`, de positie van de bal nadat die stilligt. `De bal heeft een slechte lie`.
Loft
De hellingshoek van het clubblad t.o.v. het verticale vlak. -li>
Lob Hot
Een hoog schot over geringe afstand, dat na de landing slechts weinig doorrolt.
Match Play
Eén van de twee basisspelvormen (de andere is strokeplay). Wordt gespeeld per hole. Steeds spelen twee kanten (die elk kunnen bestaan uit 1 of 2 spelers) tegen elkaar. Elke kant speelt met zijn eigen bal. Een hole wordt gewonnen door de kant die de hole uitspeelt in het minste aantal slagen.
Medal Play
Ook wel strokeplay. Eén van de twee basisspelvormen. Gewoonweg spelen van de golfbaan en alle slagen bij elkaar optellen tot een eindscore.
Mulligan
Mogelijkheid om de afslag op de eerste hole opnieuw te spelen, als die niet goed geslaagd was. Geldt niet bij professionele wedstrijden. -li>
Netto Score
De eindscore die overblijft na bruto score minus handicap.
Obstakels
Engels: obstructions. Alles wat kunstmatig is, inbegrepen de kunstmatige oppervlakten en kanten van wegen en paden en gefabriceerd ijs.
Onspeelbare Bal
Engels: unplayable ball. Men ziet de bal, men kan erbij, alleen een slag doen gaat echt niet of het risico van een misser is erg groot. Alleen de speler zelf kan een bal onspeelbaar verklaren.
Out Of Bounds
Letterlijk `buiten de baan`. De bal is terecht gekomen buiten de begrenzing van de baan, die afgebakend is met witte paaltjes.
Overswing
Afwijken van de optimale swingboog en swingbaan (meestal een langere boog dan noodzakelijk), vooral in de backswing.
Par
Het aantal slagen wat een scratch speler nodig heeft voor de standaard score van een hole of een hele baan.
Penalty Stroke
Nederlands: strafslag. Een slag die bij de score van een speler of een kant wordt opgeteld op grond van bepaalde regels.
Pitch
Korte hoge slag, gespeeld met een club met veel loft. Ook: klein putje in de green, door de impact van de bal.
Play-Off
Als een wedstrijd gelijk is geëindigd wil men vaak een beslissing hebben. Het spelen van die beslissing (vaak sudden-death, soms 18 holes) heet een play-off.
Posture
De houding van het lichaam in de adrespositie
Practice
De oefengreen, waar golfspeler een bal leren slaan.
Push-Slice
een schot waarbij de bal vertrekt rechts van het doel en afbuigt naar rechts.
Putt
De bal in de hole putten door te slaan met de putter.
Recover
Slag vanuit een ongewenste ligging terug naar een plek die meer voordelen biedt
Ritme
Een harmonieuze beweging in de swing met regelmatige en herhaalbare patronen.
Rough
Alle natuurlijke terreinen op een golfbaan. Alleen de afslag, de fairway, de hindernissen en de green vallen daar niet onder.
Scare The Hole
Een putt die in de hole lijkt te vallen, maar het net niet doet, daarvan wordt gezegd “to scare the hole
Scratch
Zonder handicap. `Hij speelt van scratch`, dus een speler met handicap nul.
Score
Op de scorekaart wordt de stand bij gehouden: de score, het totaal aantal slagen of punten.
Shaft
De steel van de club, tussen de kop en de grip
Slagzone
Het deel van de swing waar de impact plaats vindt
Slagvlak/P>
Het – al dan niet geribbelde – slagvlak van een club, dat in aanraking komt met de bal.
Socketing
Men raakt de bal in het overgangsgebied tussen slagvlak en hosel (the socket), waardoor de bal extreem naar rechts vliegt en heel laag blijft.
Square
De positionering van het clubblad recht op het doel
Stance
Nederlands: stand. Het plaatsen van de voeten in een stand voor en ter voorbereiding van het doen van een slag.
Stableford
Een strokeplay wedstrijdvorm. De handicapslagen worden verdeeld over de te spelen 18 holes. De par per hole is dan de echte par plus die handicapslag(en). Wie even goed speelt als zijn handicap, verzamelt dus 36 punten.
Sweet-Spot/P>
Het middelpunt van het clubblad qua gewichtsverdeling. Als men de bal raakt op de sweetspot slaat men het verst.
Sway
Een algemene beschrijving van een buitensporige laterale beweging in de backswing of foreward swing.
Tee
Het opzetstokje om de bal op te zetten als hulp op de afslagplaats.
Timing
De juiste chronologische samenwerking en volgorde tussen de verschillende lichaamsdelen die een vloeiende swing en een perfect geraakte bal tot gevolg heeft.
Top
Toppen. De bal raken op of boven de middellijn van de bal, wat deze een scheervlucht geeft.
Trajectory
DRAW een balvlucht met een vertrekrichting iets rechts van de doellijn, die iets naar links afbuigt.
Upright
Een verticaal swingvlak.
Vlucht
De weg die de bal in de lucht aflegt, de balvlucht.