het saldo zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈsɑldo ] Afbreekpatroon: sal·do Verbuigingen: saldo's, saldi (meerv.) wat overblijft als je uitgaven en inkomsten met elkaar verrekent Voorbeelden: 'een batig/positief saldo' , 'banksaldo' Spreekwoorden en zegswijzen • pro saldo (=ter afsluiting rekening) Naar de spreekwo...
1) Bankterm 2) Batig slot 3) Boekhoudkundig begrip 4) Boekhoudkundige term 5) Boekhoudterm 6) Boni 7) Dit houdt u tegoed 8) Financieel verschil 9) Financiële term 10) Handelsterm 11) Kastegoed 12) Overblijfsel 13) Overschot 14) Rekeningoverschot 15) Rekeningsoverschot 16) Rekeningtegoed 17) Rest 18) Restant 1) Boni 2) Kastegoed 3) Overschot 4) Rest 5) Restbedrag 6) Slot 7) Som 8) Tegoed 9) Verschil 
overschot (toon de herkomst via de etymologiebank)
Het verschil tussen twee gedragen: het totaal van de debet-kolom en de credit-kolom. Voorbeeld saldo kasontvangsten: het verschil tussen ontvangsten en uitgaven via de kas. Vergelijk het doelsaldo van een sportclub: het verschil tussen het aantal doelpunten voor en het aantal doelpunten tegen.
Letterlijk: het overschot, het bedrag dat overblijft als je het verschil berekent tussen twee grootheden, zoals inkomsten en uitgaven, kosten en opbrengsten.
•het eindbedrag wanneer alle tegoeden en verplichtingen in rekening gebracht zijn. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
overschot op een rekening
overschot
Het eindbedrag op een betaal-, spaar- of depositorekening nadat geldbedragen zijn bij- of afgeschreven.
Nederlandsche handelswoorden uit het Italiaans (1914): overschot, restant.