pakken werkw. Uitspraak: [ ˈpɑkə(n) ] Afbreekpatroon: pak·ken Vervoegingen: pakte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepakt (volt.deelw.) 1) in handen nemen om te gaan gebruiken Voorbeeld: 'de schaar pakken' iets te pakken krijgen (iets verwerven) iemand te pakken krijgen (met iemand in contact komen, vooral per telefoon) h... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pakken
treffen, bewogen maken (VD 10,) ontroeren - Voorbeeld: ‘Moeder was eerst hevig geschrokken in de mening dat er iets haperde en dan, bij 't zien van die knieval en met dat smekend stemmeke, was zij aan 't herte gepakt van ontroering, en ze stond te weiogen’ - Voorbeeld: ‘'t Pakte Martje aan zijn hart’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0019.php