de lector zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'lɛktɔr ] Afbreekpatroon: lec·tor Verbuigingen: lectoren, lectors (meerv.) de lectrice zelfst.naamw. Uitspraak: [ lɛk - 'trisə ] Afbreekpatroon: lec·tor Verbuigingen: lectrices (meerv.) docent in het hoger beroepsonderwijs die ook onderzoek doet Voorbeeld: 'Belgische en Nederlandse lectoren he...
1) Acedemisch leraar 2) Ambt in de Romeinse tijd 3) Beroep 4) Docent 5) Docent aan een universiteit 6) Geestelijke 7) Hulphoogleraar 8) Leerkracht 9) Leraar 10) Lezer 11) Lezer van manuscripten 12) Manuscriptenlezer 13) Manuscriptlezer 14) Onderwijsberoep 15) Onderwijskracht 16) Redenaar 17) Redevoerder 1) Docent 2) Leerkracht 3) Leraar 4) Redenaar 5) Redevoerder 6) Spreker 7) Voorlezer 
Lesgever in het hoger niet-universitair onderwijs. Zie ook: docent. Vroeger werd deze term ook in het Nederlandse universitair onderwijs gebruikt, voor docenten met een rang onder die van hoogleraar. Sinds 1980 is de term 'lector' officieel niet meer in gebruik in het universitaire onderwijs. Voor een volledige beschrijving van de ambten in de Vlaa...
docent in het hoger onderwijs (toon de herkomst via de etymologiebank)
titel aan universiteit
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Rooms Katholiek), lezer, hij, die de tweede der kleine wijdingen (lectoraat) ontvangen heeft, en wiens taak het vroeger was, de lessen in de kerk voor te lezen.
titel aan universiteit
Latijn: voorlezer.
Door contacten met bedrijven en instellingen zorgt de lector (samen met de dean en HanzeConnect) voor voortdurende actualisering van het opleidingenaanbod. bron