jagen werkw. Uitspraak: [ ˈjaxə(n) ] Afbreekpatroon: ja·gen Vervoegingen: jaagde, joeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejaagd (volt.deelw.) 1) (dieren) proberen te vangen of (iets of iemand) proberen te verwerven Voorbeelden: 'jagen op konijnen' , 'jagen op de klanten van een concurrerende bank' Synoniem: jacht maken op ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jagen
Jagen is het langs de kant voorttrekken van het schip met een jaaglijn. De lijn is het liefst erg lang, zodat het schip alleen in de lengterichting wordt getrokken (vooruit) en niet opzij. Wanneer er hoge obstakels langs de kant staan, kan het verstandig zijn de jaaglijn zo hoog mogelijk in de mast vast te maken met een mastworp. Gevonden op http://beterzeilen.nl/zeiltermen/
dieren achternazitten om ze te vangen of te doden vb: ze joegen op wilde eenden ze dwingen een bepaalde kant op de gaan vb: de boer joeg de koeien de schuur in snel gaan, snel bewegen vb: de wolken joegen voorbij Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=jagen
Het voorttrekken van schepen (trekschuiten) aan een lange lijn langs de vaart over het jaagpad. Zie het uitgebreide verhaal onder schippejaag'n Verwant: verhalen. Gevonden op https://vaartips.nl/tipj.htm
1> het vanaf de wal voorttrekken van een vaartuig. Ook treilen, tragelen, optrekken of scheepsjagen genoemd. [Jagen: tekst, verhaal, afbeeldingen.] Over het algemeen werd er in de eerste helft van de twintigste eeuw weinig onderscheid gemaakt of dat jagen nu door mensen of door paarden geschiedde. Later heeft men het jagen voornamelijk willen reser... Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=j