eerlijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈerlək ] Afbreekpatroon: eer·lijk zonder leugens of bedrog Voorbeelden: 'een eerlijke verdeling van de opbrengst' , 'Jij speelt vals, dat is niet eerlijk.' Antoniem: oneerlijk Synoniem: oprecht zo eerlijk als goud (heel eerlijk) eerlijk is eerlijk (<dat zeg je als je moet toegeven dat iets waar is>)...
1) Argeloos 2) Behoorlijk 3) Betamelijk 4) Betrouwbaar 5) Billijk 6) Bonafide 7) Braaf 8) Dapper 9) Degelijk 10) Deugdzaam 11) Echt 12) Eervol 13) Eerzaam 14) Fair 15) Fair play 16) Fatsoenlijk 17) Fideel 18) Fiks 19) Geducht 20) Geloofwaardig 21) Gelijk 22) Gepast 23) Getrouw 24) Goed 25) Honorabel 1) Behoorlijk 2) Betamelijk 3) Betrouwbaar 4) Billijk 5) Bonafide 6) Braaf 7) Dapper 8) Degelijk 9) Deugdelijk 10) Deugdzaam 11) Echt 12) Eenvoudig 13) Eervol 14) Eerzaam 15) Ethisch juist 16) Fair 17) Fatsoenlijk 18) Fideel 19) Fiks 20) Geducht 21) Gemeend 22) Gepast 23) Geschikt 24) Getrouw 25) Goed 
oprecht, betrouwbaar (toon de herkomst via de etymologiebank)
•vrij van leugen en bedrog. •op een gepaste, eervolle wijze. •oneerlijk •vals
oprecht
oprecht
Wordt gezegd van een wijn of van een van de aspecten hiervan (kleur, bouquet, smaak, enz.), als hieraan geen fouten of onduidelijkheden kleven.