het drankje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'drɑŋkjə ] Afbreekpatroon: drank·je Verbuigingen: drankjes (meerv.) 1) glas met drank (1) die je voor je plezier drinkt Voorbeeld: 'Mag ik je een drankje aanbieden? Ik heb cola, tonic, wijn en sherry.' Synoniem: glaasje 2) drinkbaar medicijn Voorbeeld: 'een zoet drankje tege...
1) Advocaat 2) Advocaatje 3) Afzakkertje 4) Angostura 5) Aperitief 6) Biertje 7) Borrel 8) Borreltje 9) Breezer 10) Consumptie 11) Drank 12) Drink 13) Dropwater 14) Geneesmiddel 15) Glaasje 16) Huismiddeltje 17) Kopstoot 18) Maagbitter 19) Natje 20) Neut 21) Opkikkertje 22) Pilsje 23) Rondje 24) Rumgrog 1) Afzakkertje 2) Aperitief 3) Artsenij 4) Cocktail 5) Dorstlesser 6) Drank 7) Geneesmiddel 8) Huismiddeltje 9) Medicijn 10) Neut 11) Opkikkertje 12) Verversing 13) Vloeibaar medicijn 
1) portie drank: glas, glaasje of flesje drank 2) vloeibaar medicijn, om op te drinken of als gorgeldrank
•glaasje drank. •vloeibaar medicament.
vloeibaar medicijn