de deugd zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ døxt ] Verbuigingen: deugden (meerv.) 1) goede eigenschap die blijkt uit je gedrag Voorbeelden: 'Zijn grote deugd is zijn trouw.' , 'Iedereen heeft zijn deugden en gebreken.' 2) iets doet je deugd (iets maakt je blij) 'Het doet me deugd dat hij eindelijk zijn examen gehaa... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/deugd
1) Braafheid 2) Eerlijkheid 3) Eigenschap 4) Er plezier aan hebben 5) Geneigd tot het goede 6) Goed zijn in zedelijke zin 7) Goede eigenschap 8) Goedheid 9) Het goed zijn in zedelijke zin 10) Hoedanigheid 11) Iets goeds 12) Noodeigenschap 13) Positieve eigenschap 14) Virtus 15) Zedig Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Deugd/1
genot, heerlijkheid, vreugde, geluk, welbehagen - Voorbeeld: ‘'t Halven de voornoen had een juffer hem lang bezien en zei tegen haar moeder. - “Wat eendlijke vent!”. Hij had het gehoord, en 't deed hem deugd’: dat deed hem goed aan 't hart (VD) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php