de avond zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈavɔnt ] Verbuigingen: avonden (meerv.) deel van de dag na de middag en voor de nacht, tussen ongeveer 18.00 uur en 00.00 uur Voorbeelden: 'een zwoele avond' , 'avondwinkel' , 'avondkrant' 's avonds (in de avond) bij het vallen van de avond (als het avond wordt) een avondje uit (een avond in café,...
1) Bepaalde tijd 2) Dagdeel 3) Deel van de dag 4) Deel van een dag 5) Deel van een etmaal 6) Deel van een week 7) Duister deel van een etmaal 8) Einde van de dag 9) Na zessen 10) Nummer van Boudewijn de Groot 11) Schemer 12) Tijd 13) Tijdstip van vallende duisternis 14) Vallende duisternis 1) Hesperus 2) Namiddag 3) Schemer 4) Schemering 
dagdeel (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) gedeelte van de dag dat op de namiddag volgt als de laatste periode met daglicht en dat eindigt bij het aanbreken van de nacht, wanneer men zich te ruste begeeft of de volledige duisternis inzet 2) bijeenkomst 's avonds, georganiseerd voor een optreden, evenement, activiteit of bezigheid 3) feestelijke bijeenkomst 's avonds...
•de periode van de dag waarin het nacht wordt.
tijd waarin de duisternis intreedt
tijd waarin de duisternis intreedt