Colofon
TMA 63, 2020
32ste jaargang
Prijs los nummer: €12,Het Tijdschri voor Mediterrane Archeologie is een
ona ankelijk tijdschri% dat aandacht besteedt aan
actueel archeologisch onderzoek in de mediterrane
wereld, in het bijzonder verricht vanuit Nederland
en België. Bijdragen van lezers kunnen al dan niet
verkort door de redactie worden geplaatst.
TMA verschijnt twee keer per jaar. Opgave kan
schri%elijk of via onze website. Een abonnement
kost €20,-. Studenten betalen €15,- (onder vermelding van studentnummer).
Het abonnement loopt van 1 januari tot en met
31 december en wordt automatisch verlengd, tenzij
een maand van tevoren schri%elijk is opgezegd.
Adres:
Tijdschri% voor Mediterrane Archeologie
Poststraat 6
9712 ER Groningen
Bankgegevens:
Stichting ter Ondersteuning Oudheidkundig
Onderzoek
IBAN: NL14INGB0005859344
BIC: INGBNL2A
KvK: 41014777
TMA online:
– tijdschri%@mediterrane-archeologie.nl
– mediterrane-archeologie.nl
– rug.academia.edu/
TMATijdschri%voorMediterraneArcheologie
– facebook.com/mediterranearcheologie
Redactie:
Remco Bronkhorst, Sjoukje Kamphorst, Rian Lenting,
Fardau Mulder, Yannick de Raaff, Iris Rom, Pim
Schievink, Caroline van Toor (hoofdredacteur),
Marcello de Vos.
Inhoudsopgave
Artikelen
De opkomst van naturalisme in Atheense sculptuur,
480-431 voor Christus.
Vraag, knowledge spillover en innovatie
Vincent Kolodziejak
1
Onderzoek van bewerkingssporen op bouwstenen
in Hellenistisch en Romeins Sagalassos
Frans Doperé
10
Standing out in the crowd?
Visibility analysis of Late Iron Age burial caves
(Son Maimó and Cova Monja, Mallorca)
Margalida A. Coll Sabater & Alexandra Katevaini
20
Dorpsleven in Hellenistisch en Romeins Klein-Azië.
Nieuwe ontdekkingen bij Kum en Bala bij Sagalassos
Rinse Willet
28
Proofreader English papers: Annette Hansen
Adviesraad:
Prof. dr. P.A.J. Attema (RUG)
Prof. dr. G.J.M.L. Burgers (VU)
Prof. dr. R.F. Docter (UGent)
Prof. dr. E.M. Moormann (RU)
Prof. dr. J. Poblome (KULeuven)
Dr. W.D.J. van de Put (NIA)
Dr. T.D. Stek (KNIR)
Prof. dr. M.J. Versluys (UL)
Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA)
Ontwerp omslag: Marcello de Vos
Opmaak binnenwerk: Hannie Steegstra
TMA komt tot stand in samenwerking met Barkhuis
Publishing, Eelde
ISSN 0922-3312
81999/SOOO
Recensies
Re impact of the Roman Empire on the cult of Asclepius
Pim Schievink
37
Re Etruscans
Niels Steensma
40
An Etruscan Affair:
Re Impact of Early Etruscan Discoveries on European Culture
Eline Verburg
43
Colonización romana y territorio en Hispania.
El caso de Hasta Regia
Jesús García Sánchez
45
o
TMA 63 (2020)
Introducties op lopend onderzoek
Re quiet countryside?
Settlement, landownership and rural agency in fourth – eighth
century Northern Italy
Niels Arends
47
Cooking ware as indicator for regional trade:
a view from 4th-1st century BC Central Mediterranean
Barbara Borgers
48
What went into the Melting Pot? Land use, agriculture,
and cra% production as indicators for the contributions of
Greek migrants and local inhabitants to the so-called Greek
colonization in Italy (800-550 BC)
Jan Paul Crielaard, Sjoerd Kluiving, Xenia Charalambidou,
Lou Godefroy & Taariq Ali Sheik
49
Van appels tot altaars:
de opkomst en ontwikkeling van de Griekse agora
Alma Kant
50
Death in conversion? An osteo-archaeological study of
burial treatment in central-west Anatolia in the Roman and
Early/Middle Byzantine period (3rd-9th century CE)
Paula Kalkman
51
‘BODICON’: BODIes of CONtact
Identity negotiations and biocultural effects in the Roman
colonies of Macedonia, Greece
Paraskevi (Voula) Tritsaroli
52
TMA 63 (2020)
the archaeological evidence: the things that tell a deeper
story” (p. 16). In elk van de elf korte hoofdstukken, die
pakkende titels hebben als Pots and prejudice (hoofdstuk
4) en Sex, lies and the Etruscans (hoofdstuk 8), wordt een
bepaald thema of probleem aan de orde gesteld. Aan bod
komen onder meer de etnische formatie (‘herkomst’),
taal, identiteit en mentaliteit, sociale structuur, religie,
connectiviteit, teloorgang en Nachleben. Veel aandacht
gaat daarbij uit naar beeldvorming: moeiteloos schakelend tussen de Oudheid en latere tijden bespreekt
Shipley telkens hoe bepaalde ideeën zijn gevormd, en
demonstreert hoe dikwijls het Etruskische verleden op
het procrustesbed van moderne agenda’s is gelegd.
Evaluatie
e Etruscans
Lucy Shipley
Reaktion Books, Londen, 2017.
ISBN 978-1-78023-832-6, €18,50.
In de winkel twijfelde ik over de aanschaf van dit boek. De
laatste jaren is er namelijk een grote hoeveelheid nieuwe
handboeken over de Etruskische cultuur verschenen,
van beknopte inleidingen als C.J. Smiths <e Etruscans:
a very short introduction (2014) tot lijvige werken als <e
Etruscan world (onder redactie van J.M. Turfa, 2013), A
companion to the Etruscans (S. Bell & A.A. Carpino, 2015)
en Etruscology (A. Naso, 2017). Daarnaast leek dit boek
– verschenen in een reeks over ‘lost civilizations’ en met
de beroemde Sarcophage des Époux op de omslag – een
van die dertien-in-een-dozijn-boekjes te zijn over de
‘mysterieuze’ Etrusken. Omdat het goed geannoteerd
bleek, heb ik hem toch meegenomen. Gelukkig maar.
Benadering en inhoud
In zekere zin gaat Shipleys <e Etruscans wel degelijk
over de ‘mysterieuze’ Etrusken. De auteur wil namelijk
korte metten maken met de mythen die deze vermeende
verloren beschaving omgeven: “I want to expose the
Etruscans-as-a-lost-civilization myth, and introduce
40
Shipley toont zich op haar best in de hoofdstukken over
sociaal-maatschappelijke thema’s. Zo gee% zij in hoofdstuk 6, To be a woman, een sterk betoog over gender(ongelijkheid) in de Oudheid en hoe vooroordelen onze
interpretatie van het verleden vertroebelen. In Super rich,
invisible poor (hoofdstuk 5) richt zij zich op het probleem
dat gewone en arme mensen archeologisch vaak nauwelijks zichtbaar zijn. Als voorbeeld gee% Shipley de site
Poggio Civitate bij Murlo (Siena). Opgravingen hebben
hier een complex uit de Oriëntaliserende en Archaïsche
perioden blootgelegd dat bekend is vanwege zijn monumentaliteit en unieke architectonische terracotta’s. Dit
‘paleis’, ooit de residentie van een voorname familie,
wordt in alle handboeken behandeld, vaak in relatie tot
elitecultuur en monumentale architectuur. Maar waar,
vraagt Shipley, zijn de bedienden, ambachtslieden en
werklui die dit centrum draaiende hielden? Nog niet zo
lang geleden zijn in de omgeving architectonische structuren opgegraven waarin zij mogelijk hebben geleefd.
Verschillende vondsten laten zien dat hun leven in schril
contrast stond met dat van de paleisbewoners. De meest
sprekende zijn skeletfragmenten van jonge kinderen die
in situ tussen antiek afval zijn aangetroffen; het lijkt erop
dat overleden kinderen niet zorgvuldig ter aarde werden
besteld maar simpelweg op de storthoop terechtkwamen.
Een vergelijking met rijke kindergraaes elders maakt de
1
sociale ongelijkheid pijnlijk duidelijk.
De hoofdstukken zijn niet alle even geslaagd. Een
voorbeeld is Wrapped up writings (hoofdstuk 9), waarin
de Etruskische taal wordt behandeld. Het hoofdstuk start
met een informatieve bespreking van onder meer de aard
van de overgeleverde teksten, de verwantschap met andere talen en de verschillende onderzoeksmethoden die
de taalkundige tot zijn beschikking hee%. Vervolgens
komt Shipley echter niet ter zake; zij volstaat met de opmerking dat het Etruskisch nog altijd niet kan worden
begrepen, en dat toekomstige vondsten en onderzoekstechnieken wellicht uitkomst kunnen bieden. Daarmee
maakt zij zich er wat gemakkelijk vanaf. Hoewel het
Etruskisch – een niet-Indo-Europese taal – specialisten inderdaad nog steeds voor problemen stelt, is er de
Recensie
afgelopen decennia ook vooruitgang geboekt. Welke
vruchten hee% het langlopende taalkundig onderzoek
afgeworpen? Dit hoofdstuk ontbeert een gedegen schets
van de huidige stand van onze kennis. Immers, het algemeen heersende idee dat het Etruskisch een vreemde en
ondoorgrondelijke taal is, hee% – zoals Shipley zelf ook
schrij% (p. 151) – in hoge mate bijgedragen aan het beeld
van de ‘enigmatische’ Etrusken. Het is opmerkelijk dat
de auteur in dit hoofdstuk geen aandacht besteedt aan
recente vondsten, terwijl dat juist het uitgangspunt van
haar boek is.
In Listening to livers (hoofdstuk 10), over de religie,
hee% Shipley juist te veel willen behandelen. In sneltreinvaart en op een weinig gestructureerde wijze krijgt
de lezer hier een grote hoeveelheid onderwerpen voorgeschoteld: divinatie, relaties met het Nabije Oosten, profeten en hun openbaringen, priesters en priesteressen,
heiligdommen, offers, wij-inscripties, goden, syncretisme, iconografie, doorwerking in de Romeinse cultuur, en
zo meer. Op deze manier is er geen ruimte om deze veelal
gecompliceerde zaken goed uit te leggen, waardoor de lezer vooral met vragen blij% zitten.
Om één voorbeeld te geven: Shipley schrij% uitvoerig
over de bronzen Lever van Piacenza, een met tientallen
godennamen beschreven model van een schapenlever
(ca. 100 voor Christus). Dit eigenaardige voorwerp is volgens haar “one of the most important Etruscan artefacts
ever excavated” (p. 153). Naar de reden kan de lezer alleen maar gissen, want de auteur gaat onvoldoende in op
de functie van het levermodel, de achterliggende ‘filosofie’ en de Etruskische religieuze mentaliteit.
De Lever van Piacenza is van wetenschappelijk belang
omdat ze een zeldzame inkijk biedt in de Etruskische
voorspellingskunde en religieuze kosmologie, een belangrijk onderdeel van de Etruskische religieuze leer
(etrusca disciplina), waarover geen gedetailleerde bronnen uit de eerste hand bewaard zijn gebleven. Divinatie,
met name ingewands- en bliksemschouw, speelde een
voorname rol in de fatalistische Etruskische religie. De
bronzen lever is waarschijnlijk gebruikt als instructiemiddel voor leerling-haruspices, waarzeggers die voorspellingen deden aan de hand van dierlijke ingewanden.
De fundamentele idee was dat de goden zich in bepaalde
organen van een offerdier openbaarden. Bijzonderheden
die op een orgaan werden geconstateerd (inkepingen,
kleuren) hadden dus een goddelijke oorsprong, en door
ze op correcte wijze te duiden kon een haruspex de wil
van de goden doorgronden en uitleggen.
Verder dragen fouten in Shipleys tekst ook niet bij aan
een goed begrip van dit ingewikkelde onderwerp. Op p.
162 schrij% zij dat de oorlogsgod Mars, de godin der liefde Turan en de Griekse mythologische koningin Leda op
het levermodel vermeld staan. Mariś is echter niet Mars;
diens Etruskische equivalent was Laran. Turan ontbreekt
geheel op de lever, en niets wijst erop dat leta (= leθam(s))
2
kan worden geïdentificeerd als Leda.
Shipley is naar eigen zeggen een feminist en dat schemert
zo nu en dan door de tekst heen. In hoofdstuk 6, To be a
woman, is die overtuiging een krachtige drijfveer achter
haar betoog over gender. Op andere momenten echter
lijkt zij ietwat door te schieten. Zo vermeldt zij in het
chronologisch overzicht niet alleen historische gebeurtenissen maar ook de recente aanstelling van Virginia
Raggi als burgemeester van Rome (“2016: First female
ruler of Rome since Tullia, Virginia Raggi, elected”, p.
11). Afgezien van het feit dat “ruler” hier een nogal merkwaardige woordkeuze is, is Raggi’s benoeming natuurlijk volstrekt irrelevant in een boek over een cultuur uit
het eerste millennium voor Christus. Verderop beweert
Shipley dat bepaalde inscripties laten zien dat niet alleen
mannen maar ook vrouwen belangrijke religieuze functies konden bekleden in Etrurië (p. 157). De bewijzen
daarvoor – die Shipley overigens onbesproken laat – zijn
in feite gering en bovendien alle omstreden. Bijvoorbeeld,
in één grafschri% voor een vrouw wordt het woord eθviś
genoemd, maar of dat moet worden begrepen als netśvis
3
/ neθśvis (haruspex) is niet duidelijk. Bovendien wijzen
al onze gegevens er juist op dat alleen mannen de ars
haruspicina beoefenden. Het valt dan ook te betwijfelen
of de bekende mythe over de vogelschouwende vrouw
Tanaquil (Liv. 1.34.8-9), waaraan sommige specialisten veel betekenis hechten, daadwerkelijk de religieuze
praktijk in Etrurië reflecteert. Verder is het verre van
zeker of het woord hatrencu, dat in enkele grafinscripties
4
voorkomt, een bepaald soort priesteres aanduidt.
Besluit
Shipley hee% een prettige, losse schrijfstijl en dat is een
verademing voor wie het doorgaans wollige taalgebruik
in Italiaanse archeologische publicaties gewend is. Het
boek is goed geannoteerd en het bronnenmateriaal is
grotendeels up to date.
<e Etruscans is misschien niet geschikt voor een eerste kennismaking met de Etruskische cultuur. Hoewel
het boek voor een breed publiek is bedoeld, is enige kennis van zaken vereist. Voor academische studenten zal
<e Etruscans zeker van nut zijn: dit intelligente en goed
geschreven boek biedt heel wat om kritisch te overdenken of nader te onderzoeken in een paper of scriptie.
Niels Steensma
Eindnoten
1 Zie bijvoorbeeld Steensma, N. 2016, “Satricum: scavi e reperti archeologici”, Ex Novo Journal of Archaeology, vol. 1, pp. 123,
127, fig. 4.
2 Zie discussies in: Pfiffig, A.J. 1975, Religio etrusca, Akademische
Druck- und Verlagsanstalt, Graz, pp. 249-250; Van der Meer,
L.B. 1987, <e bronze liver of Piacenza, Gieben, Amsterdam;
Cristofani, M. 1992, “Mariś”, Lexicon Iconographicum Mythologiae Classicae (LIMC), vol. 6, pp. 359-360; Krauskopf, I. 1992,
“Letham”, LIMC, vol. 6, p. 256.
41
TMA 63 (2020)
3 Inscriptie op een Volterraanse askist uit ca. 50 voor Christus.
Florence, Palazzo Aldobrandini. Zie Meiser, G. 2014, Etruskische Texte, Baar-Verlag, Hamburg, p. 579, no. Vt 1.114 (met
bibliografie). De volledige inscriptie luidt θana . velui . s . eθviś
. avilś . LXII . r[il], en kan worden vertaald als ‘Rana Velui,
(dochter) van Sethre, eθviś, 62 jaar oud.’ Het woord eθviś (een
hapax), is waarschijnlijk niet een functieaanduiding maar
een gamonymikon, i.e. de naam van de echtgenoot: *eθvi
met genitivusuitgang –ś. Zie Rix, H. & Steinbauer, D. 1980,
“Rivista di epigrafia Etrusca”, Studi Etruschi vol. 38, pp. 380381, no. 78.
4 Voor een uitgebreide discussie zie Lundeen, L.E. 2006, “In
search of the Etruscan priestess: a re-examination of the
hatrencu” in Religion in Republican Italy, (red.) C.E. Schultz &
P.B. Harvey, pp. 34-61.
42