beschrijving |
Enkele Aken |
IJzeren stevenaakje als pleziervaartuig. (aakje met later aangebrachte rechte steven?)
|
Stevenaak in paviljoenuitvoering.
|
|
Over de Hasselteraak, ook wel Praamaak:
Zwolse Courant van 8 april 2002 en 27 juli 2002. |
Specifieke
kenmerken: [FH] � boeisel voor en achter meestal in ��n lijn met de romp, som lichte knik op het berghout � voor- en achtersteven: soms stuizen soms beretanden � kleine soort: open � grote soort: met een paviljoen, kleine roef of als dekschip � grootzeil met gebogen of echte gaffel, fok en soms kluiver
De IJsselaak heeft niets te maken met
de Gelderse IJssel, maar alles met de Hollandse IJssel. Daar noemen ze het
een IJsselschuit.
Schuttevaer van 14 april 2012. |
Specifieke
kenmerken: [FH] Kleine zandaken werden veel gebouwd rond de grote rivieren. Om beugelend het zand uit de rivier te winnen. Bij deze kleine schepen waren de platen niet altijd rondgezet, met als gevolg dat de scheepshuid tussen de gangen onderling en bij de heve knikken vertoonde. Vaak is er ter lengte van het laadruim een uitsparing in het boeisel waarin een wegneembaar houten zetbord geplaatst kon worden om het laden en lossen te vergemakkelijken. Zandaakjes konden getuigd zijn met een grootzeil aan een rechte of kromme gaffel of spriettuig. Deze aak (rechts) is nog origineel en een van de weinige overgebleven zandaakjes.
Corne Bossers, Raamsdonksveer, 5 maart 2006. |
Specifieke
kenmerken rietaak algemeen: [FH] � boeisel voor en achter in ��n lijn met de romp � grote breedte ten opzichte van de lengte � mast v��r de luiken erg voorlijk � kleine soort: open met voordek � grote soort: dek- of paviljoenschepen � grootzeil, fok en soms kluiver � voorsteven Om en nabij de vorige eeuwwisseling werden de eerste geklonken ijzeren aken gebouwd. Het waren brede ondiepe vrachtscheepjes die geschikt waren voor het vervoer van lichte ladingen met bovenlast. In het gebied rondom de Biesbosch en de benedenrivieren lieten tot circa 1925, riet- en griendbazen talloze van dit soort aakjes bouwen. Rietaken waren in die tijd de meest bekende kleinere beroepsschepen die in de Biesbosch en bij gorzen en grienden in het Benedenrivierengebied in gebruik waren. De aak werd ingezet voor het vervoer van riet en andere griendproducten. Rietsnijders verbleven een hele week op de aak in het benauwde vooronder, waar ze sliepen en aten. Met een "vuurduveltje" werd de ruimte warm gestookt. Van de honderden ijzeren rietaken die ooit in het rivierengebied voeren, resten er slechts enkelen in originele staat. Scheepvaartkrant van 7 september 2005. |
Over rietaak (sprietaak) "D'n ouwe Biesbosch":
De rietaak was ooit ��n van de bekende kleine
zeilende beroepschepen in de Biesbosch en op de benedenrivieren. Het zeiltuig was vaak
niet meer dan een fokzeil en een grootzeil. Het zeiltype was een sprietteug. Rond de
vorige eeuwwisseling verschenen de eerste geklonken ijzeren aken. Dit waren nabootsingen
van de houten scheepstypes die in de eeuwen ervoor van hout waren gebouwd. Het waren
brede, ondiepe vrachtscheepjes die uitermate geschikt waren voor het vervoeren van een
lichte, hoge bovenlast. De meeste rietaken hadden een lengte die varieerde van 10 tot 18 m
en waren voorzien van een open laadruim. In het gebied rondom de Biesbosch werden tot
circa 1925 deze speciale aken gebouwd voor de riet- en griendbazen. Deze scheepjes werd
hoofdzakelijk gebruikt om de gesneden bossen riet van de uitgestrekte gorzen naar de
rietheuvels te vervoeren. Aanvankelijk werd met deze vaartuigen gezeild of geboomd. Later
werden ze voort getrokken door een klein sleepbootje. De leefruimte in zon rietaak was zeer beperkt. Het vooronder was ongeveer 2m diep en 3m breed. Aan beide was een slaapplaats getimmerd, waarop een met kaf gevulde matras of een bultzak lag en een stel gestikte dekens. De ruimte tussen de kooien was niet meer dan 1.25m. Daar tussen stond het potkacheltje voor de verwarming van het verblijf en waarop tevens werd gekookt. De hoogte bedroeg vrijwel nooit meer dan 1,50m. Op het dek zat een luik waarmee men het vooronder in konden. Op de boorden konden met behulp van pinnen zetboorden opgezet worden. Daardoor werd de laadcapaciteit vergroot. Dat was vooral voor het vervoer van bieten naar de suikerbietenfabriek. Dit was dan vooral in het najaar. In de winter werden de aken gebruikt voor het vervoer van riet en rijshout naar de opslagheuvels of naar de vaste wal. De mensen verbleven er de hele week op. Alleen op de zondag waren de mannen thuis bij de vrouw en kinderen. In het voorjaar en zomer werden de aken onderhouden en werden ze ook wel gebruikt voor het vervoer van hout en riet dat die winter was gesneden en naar de vaste wal toe moest. Met sommige aken werd wel eens zand gebeugeld op de rivieren. Tot de teloorgang van de riet- en griendcultuur rond 1970, waren er in de Biesbosch en langs de benedenrivieren nog tientallen aken in gebruik. Daarna werden veel rietaken tot recreatiejacht of woonark omgebouwd. Het werd duidelijk dat dit specifieke scheepstype, dat zo eigen was aan onze regio, als beroepsvaartuig langzaam maar zeker ging verdwijnen. Anno 2005 zijn er van de honderden rietaken die in Nederland zijn geweest nog maar een stuk of vijf in redelijke originele staat bewaard gebleven. Eigenaar P.C.Leeuwis, 25 december 2005. |
Over de Peelaak:
De peelaak was een
keenaak of
herna. Zie het achterschip met hoge heve-steven en klaphekken roer.
De foto is uit 1938 en toont de haven van Eindhoven. Het peelaakje ligt rechts
vooraan.
Over de stevenaak:
In de zestiger jaren van de 19e eeuw ontstond de
ijzeren stevenaak, door sommigen gezien als de opvolger of Nederlandse variant van de
Dorstense aak. De heve is vervangen door een voorsteven. De constructie aan de
achterkant is hetzelfde. Beide stevens staan een beetje schuin; de voorsteven
ietwat gekromd., terwijl het vlak voor en achter nog maar iets omhoog loopt. De
bouw was als regel gladboordig. De foto is van het stevenaakje Argus in 1876 gebouwd bij Jonker in Kinderdijk. |
Over de Keulse aak:
Uitsnede van een anonieme gravure van een "Keulze
Reyn Aak", gedateerd 1750 - 1800.
De Beitelaak is een Rijnaak, door Petrejus variant van de
Keulse aak
genoemd.
Voor de bergvaart was een jaaglijn aangebracht [omstreeks 1640].
Turfschepen aan de oever, ets van Jan van de Velde (1593-1641)
Aan de oever ligt een beitelaak afgemeerd.
Over de Hollandse- en Slechtaak:
Dit model uit de eerste helft van de 19e eeuw van een overboordige Hollandse aak heeft een
anderhalf masttuig.
De razeilen in de grote mast boven het grootzeil duiden op de
Rijnvaart, want op weg naar het oosten werd
door schepen uit Nederland vaak gebruik gemaakt van
razeilen i.v.m. de meest voorkomende westenwind.
Bron: "Aken, Tjalken en Kraken, zeilschepen van de Lage landen. De binnenvaart",
Hans Haalmeijer en Dik Vuik
Een Slechtaak volgens E. van Konijnenburg in De
scheepsbouw van af zijn Oorsprong.
Meer over slechtaak of schechtaak op
Binnenvaarttaal
van Pieter Klein
Over de Overlander:
Nicolaes Witsen schreef: "Maekzels die van de Rijn komen, hoog, grof en onbelompen werk. Hier wonen gehele huisgezinnen in" Op de ets van Reinier Nooms zijn twee gemeerde nogal lompe schepen met heve te zien. Mijn interpretatie: Het linker schip is hoog opgeboeid en toont een vrouw die door een luik in de romp iets spoelt (wasgoed?). Bovenop worden door een andere vrouw, met aangeven van een kind, lappen uitgespreid (wasgoed?). De man lijkt bezig te zijn met het vastzetten van de lading. Zien we een schoorsteen? |