Wie oude schilderijen en prenten bekijkt,
zal een grote verscheidenheid van schepen vinden, ook voor de
binnenvaart. Die vaartuigen waren gebouwd op speciale werven door
speciale mensen en zij droegen dikwijls namen die herinnerden aan de
delen van het land waar zij gebouwd en gebruikt werden. Men kende,
om een enkele te noemen, het Blokzijler jacht en de Zeeuwse
poon, de
Vlaamse pleit en de Brabantse
gaffelaar.
De schepen werden gebouwd met het oog op hun bestemming. De vaart op
de Zuidzee van Amsterdam naar Lemmer was in de tijd van het
zeilschip zeker niet zonder gevaar. Speciaal voor dit traject werd
nu een schip ontworpen dat de naam kreeg van Lemster beurtschip.
Het bevatte, zoals de scheepsbouwer van Loon in zijn tijd vertelt
"onderscheidene wel ingerigte localen, welke gezamentlijk ruimte
bevatten voor een groot aantal reizigers". Met zulk een schip was
het mogelijk, recht in de wind laverende, in twaalf uur van Lemmer
naar Amsterdam te varen, terwijl men rekende dat een gewone tjalk er
toch altijd vierentwintig uur voor nodig had.
Van Loon vertelt in de bloemrijke taal van zijn tijd verder "het
schoonste vaarwater, wegens ruimte en diepte, dat van eenige
Friesche haven naar Amsterdam in de Zuiderzee bestaat, wordt door
dit schip bevaren, hetwelk daardoor, vooral met tegenwinden, een
groot voorregt geniet om den overtogt te bespoedigen".
Als men nu op de Nederlandse waterwegen kijkt, is het gemakkelijk om
bij het onderscheiden van schepen te letten op twee hoofdgroepen met
name op de type-schepen en de maatschepen. De eerstgenoemde schepen
hebben geen vaste afmetingen; zij ontlenen hun naam juist aan hun
vorm en niet aan hun maten. Men rekent tot deze groep de
tjalk, het
bolschip, de
steilsteven, de
Hasselter aak en
praamaak, de
klipper,
het motorschip en het rijnschip.
Zoals de naam aI zegt, zijn de maatschepen vaartuigen waarvan de
afmetingen gebaseerd zijn op bepaalde afmetingen met name op die van
de te gebruiken kunstwerken in kanalen in de verschillende landen.
Men onderscheidt hierbij het Rijn-Hernekanaalschip, het
Dortmund-Eemskanaalschip, de
kempenaar en de
spits, waarbij te
onderscheiden valt tussen de Belgische spits en de Sambre-spits.
Al we nu de type-schepen nader gaan bekijken, dan vinden we
allereerst de tjalk, waarvan de grootte wisselt tussen 6o en 225
ton; dit zogenaamde rondboegschip was oorspronkelijk een zeilschip
dat in de vier noordelijke provincies thuis hoorde; het schip had
echter zulk een diepgang dat het niet steeds mogelijk was er een
nuttig gebruik van te maken op de betreffende kanalen; daarom werd
het schip later gebruikt in het gehele land.
Het bolschip is een schip in de klasse van 50 tot 100 ton; het werd
gebouwd voor de vaart op de ondiepe kanalen in de vier noordelijke
provincies, waarbij gelet werd op de daar voorkomende lage bruggen.
Als derde type vinden we de steilsteven, die ontstaan is in de
provincie Groningen. Men vindt hier een uiteenlopend laadvermogen
meestal van 80 tot 120 ton, al werden er later ook dergelijke
schepen tot 150 ton en groter gebouwd. Bij de bouw van deze schepen
heeft men vooral gelet op afmetingen van de sluizen. en de kanalen
in dat deel van het land.
De Hasselter aak en praamaak, die op het ogenblik niet meer worden
gebouwd, vari�ren in grootte van 130 tot 150 ton. Bij de klipper
wisselt de grootte tussen 50 en 350 ton; het is een schip met
gebogen, van boven naar voren overstekende boeg. In de categorie
type-schepen vindt men verder het originele motorschip, dat is het
schip waarin, in tegenstelling met de overige schepen, bij de bouw
terstond een motor is geplaatst. Als laatste treffen we hier de
rijnschepen, dat zijn de sleepschepen met een grote lengte ten
opzichte van de breedte en diepgang en met ongeveer rechthoekige
doorsnede; zij zijn allereerst bestemd om op de grote rivieren te
kunnen varen en behoren tot de grootste
binnenvaartuigen, waarbij opvalt dat men hier vele verschillende
afmetingen kan vinden, zodat deze schepen niet behoren tot de nu nog
volgende groep van maatschepen.
Natuurlijk zijn alle maatschepen niet precies gelijk. Men kan
schepen vinden, waarvan de afmetingen afwijken van de
standaardtypen.
Maar er zijn toch bij de maatschepen vaste maten te vinden. Het
Rijn-Hernekanaalschip heeft een lengte van 80 m, een breedte van
9.50 m en een diepgang van 2.50 m met een laadvermogen van 1350 ton.
Het Dortmund-Eemskanaalschip heeft een Iengte van 67 m, een breedte
van 8.20 m en een diepgang van 2.50 m met een laadvermogen van 975
ton. Bij een kempenaar vindt men een lengte van 50 m, een breedte
van 6.60 m en een diepgang van 2.40 m met een laadvermogen van 525
ton.
Voor de Belgische spits noteert men een lengte van 38.50 m, een
breedte van 5.05 m en een diepgang van, 2.40 m; bij de Sambre-spits
vinden we een lengte van 47 m, een breedte van 5.05 m en een
diepgang van 2.40 m. De eerstgenoemde spits heeft een Iaadvermogen
van 350 en de laatstbesprokene van 425 ton.
Naast deze schepen is er juist
in de laatste jaren een geheel nieuwe vervoersmogelijkheid op het
water verschenen, namelijk de duwboot. Tot de Nederlandse
binnenvloot behoren sinds 1959 ook een aantal duweenheden. Deze
wijze van transport, die reeds eerder werd toegepast op grote
rivieren in Amerika, is in 1957 door Duitsland voor het eerst op de
Rijn gebruikt. Het gaat hier om een duweenheid, die bestaat uit
enkele bakken, die door een speciaal gebouwde duwboot worden
opgeduwd. AIs voordelen van dit systeem, ook boven het slepen,
worden
naar voren gebracht een goede manoevreerbaarheid, minder personeel,
goedkoper onderhoud en een gemakkelijke mogelijkheid om de bakken
onderling te verwisselen.
Vervoersbegrippen
Bewerkte tekst, blz 39 uit:
"Vijf eeuwen binnenscheepvaart" van Dr.
J.M.(Jan)Fuchs [1905-1998], uitgebracht in 1966.
Beurtvaart diensten
Geregelde vervoer van goederen, soms op vastgestelde tijdstippen,
tegen vergoeding.
Eigen vervoer
Is het vervoer van goederen uitsluitend bestemd voor of afkomstig
van eigen onderneming of bedrijf.
Ongeregeld vervoer
Het vervoer van goederen tegen vergoeding dat niet valt onder de
beurtdiensten en afhaal- en besteldiensten. Hoewel de termen niet
in de wetgeving voorkomen, kan men bij het ongeregeld vervoer
onderscheid maken tussen wilde vaart, bijzonder vervoer en
campagnevaart.
Wilde vaart
Ongeregelde vervoer, zoals dat omschreven wordt in artikel 65 van de
Wet vervoer binnenvaart: dat is het vervoer. waarvoor
de overeenkomst gesloten is door tussenkomst van of vanwege de
rijksverkeersinspectie. alsmede het vervoer terzake, waarvan door of
vanwege de rijksinspecteur goedkeuring is verleend tot het sluiten
van vervoersovereenkomsten zonder zijn tussenkomst.
Bijzonder vervoer
Daaronder valt te verstaan het ongeregeld vervoer krachtens artikel
34 van de Wet vervoer binnenvaart, waarvoor geen
tussenkomst of goedkeuring vereist is. Een vergunning voor dit
vervoer beperkt zich tot het vervoer van ��n of meer bepaalde
soorten van goederen, voor ��n of meer bepaalde verladers of in
bepaalde delen van het land.
Campagnevaart
Het vervoer van fabrieksaardappelen, suikerbieten en dergelijke
producten, dat plaats vindt op goedkeuringen voor een bepaalde
tijdsduur.
Tankvaart
Het vervoer met binnenschepen die uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend zijn ingericht voor het vervoer van
vloeistoffen, oli�n, vetten en teerproducten in bulk.
|