Naar inhoud springen

Lissen-ooibos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lissen-ooibos
Vegetatieaspect in mei
Vegetatieaspect in mei
Syntaxonomische indeling
Klasse:Salicetea purpureae
(klasse van wilgenvloedbossen en -struwelen)
Orde:Salicetalia
(orde van wilgenvloedbossen en -struwelen)
Verbond:Salicion albae
(verbond van wilgenvloedbossen en -struwelen)
Associatie
Irido-Salicetum albae
Pass. & Hoffman 1968 em. Hommel, Stort. & Zonneveld
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons

Het lissen-ooibos (Irido-Salicetum albae) is een associatie uit het verbond van wilgenvloedbossen en -struwelen (Salicion albae). Het is een plantengemeenschap die voorkomt op beschutte plaatsen in uiterwaarden en in poldergebieden die regelmatig overstromen, en die gedomineerd wordt door smalbladige wilgen.

Deze associatie is in Nederland het meeste voorkomende ooibostype langs de grote rivieren.

Naamgeving en codering

[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam Irido-Salicetum albae is afgeleid van de botanische namen van twee belangrijke soorten binnen deze associatie, de gele lis (Iris pseudacorus) en de schietwilg (Salix alba).

Winteraspect van een lissen-ooibos

Het lissen-ooibos kan zich zowel in de formatie van loofbos als loofstruweel manifesteren. Daar waar ze ooit beheerd werden als een griend zijn de bomen dikwijls meerstammig en is de boomlaag dicht. Oude lissen-ooibossen zijn vaak heel gevarieerd en chaotisch, met door overstromingen of ijsgang omgevallen bomen die opnieuw uitschieten.

De kruidlaag bestaat overwegend uit hoog opgaande moerasplanten, ruigtekruiden, klim- en slingerplanten.

Een terrestrische moslaag is doorgaans afwezig, maar daarentegen kunnen de stobben dicht met mos begroeid zijn.

Het lissen-ooibos komt voor in regelmatig (10 tot 60 dagen per jaar) overstroomde, voedselrijke kommen, geulen en beschutte ondieptes weg van de rivier, waar de stroming voldoende zwak is om klei af te zetten. Het waterpeil wordt zowel bepaald door de rivier als door kwel. De bodem bestaat uit fijn kalkrijk slib en klei, en veel organisch materiaal dat zich door zuurstofgebrek ophoopt.

Buiten hun natuurlijke standplaatsen kan dit bostype ook aangetroffen worden in kleiputten en andere uitgravingen.

Een lissen-ooibos tijdens de lente, bij een binnendijkse kolk in het rivierengebied

Subassociaties in Nederland en Vlaanderen

[bewerken | brontekst bewerken]

Van het lissen-ooibos komen in Nederland en Vlaanderen twee subassociaties voor.

Subassociatie met watermunt

[bewerken | brontekst bewerken]
Close-up van de kruidlaag van een lissen-ooibos van de subassociatie met watermunt.

De subassociatie met watermunt (Irido-Salicetum menthetosum) is een subassociatie met een hoge presentie van moeraswalstro, bitterzoet en watermunt (Mentha aquatica) en als differentiërende soorten penningkruid, blauw glidkruid, moerasvergeet-mij-nietje, moerasandoorn en moeraskruiskruid. De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r41Aa02a.

Subassociatie met grote vossenstaart

[bewerken | brontekst bewerken]

In de subassociatie met grote vossenstaart (Irido-Salicetum alopecuretosum pratensis) vindt men daarentegen steeds katwilg, dauwbraam, kleefkruid, kale jonker en grote vossenstaart (Alopecurus pratensis), en zijn gewone engelwortel, gestreepte witbol, gewone hennepnetel, moerasspirea, oeverzegge en bloedzuring differentiërend. De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r41Aa02b.

Het verspreidingsgebied van het lissen-ooibos omvat de benedenlopen van de grote rivieren in de laaglanden van Noordwest-Europa.

In Nederland komt het vooral voor in de uiterwaarden en binnendijks in poldergebieden van het rivierengebied. Door natuurontwikkeling is deze associatie de laatste jaren in oppervlakte toegenomen en is ze momenteel de meest verspreide associatie binnen de klasse.

Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen

[bewerken | brontekst bewerken]
Katwilg
Schietwilg
Grote brandnetel
Gele lis
Bitterzoet
Gewone smeerwortel
Rietgras
Dauwbraam
Grote kattenstaart

Het lissen-ooibos heeft in Vlaanderen en Nederland geen specifieke kensoorten, doch de meeste kensoorten van de klasse komen er wel in voor, vooral de dominante katwilg en schietwilg.

In de kruidlaag is de grote brandnetel dominant. De associatie kan onderscheiden worden van beide andere associaties in het verbond, het bijvoet-ooibos en het veldkers-ooibos, door de aanwezigheid van moerasplanten als de gele lis, de grote kattenstaart en de scherpe zegge.

In de onderstaande synoptische tabel staan de belangrijkste diagnostische taxa van het lissen-ooibos voor Nederland en Vlaanderen.

Boomlaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kK > 60% katwilg Salix viminalis
kK > 60% schietwilg Salix alba
kK > 40% amandelwilg Salix triandra
kK > 20% kraakwilg Salix fragilis
> 20% grauwe wilg Salix cinerea
Struiklaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
> 20% eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna
Kruidlaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
> 80% grote brandnetel Urtica dioica
dA > 60% gele lis Iris pseudacorus t.o.v. andere associaties van het verbond
> 60% bitterzoet Solanum dulcamara
> 60% gewone smeerwortel Symphytum officinale
> 60% rietgras Phalaris arundinacea
> 50% dauwbraam Rubus caesius
dA > 50% grote kattenstaart Lythrum salicaria t.o.v. andere associaties van het verbond
> 50% ruw beemdgras Poa trivialis
> 50% moeraswalstro Galium palustre
> 40% grote wederik Lysimachia vulgaris
> 40% haagwinde Convolvulus sepium
dS > 40% watermunt Mentha aquatica subassociatie met watermunt
> 40% gewoon riet Phragmites australis
dS > 40% penningkruid Lysimachia nummularia subassociatie met watermunt
dS > 40% moerasandoorn Stachys palustris subassociatie met watermunt
dA > 30% scherpe zegge Carex acuta t.o.v. andere associaties van het verbond
> 30% kleefkruid Galium aparine
dS > 30% moerasvergeet-mij-nietje Myosotis scorpioides subsp. scorpioides subassociatie met watermunt
> 30% hondsdraf Glechoma hederacea
dA > 30% liesgras Glyceria maxima t.o.v. andere associaties van het verbond
dS > 30% gewone hennepnetel Galeopsis tetrahit subassociatie met grote vossenstaart
dS > 20% moeraskruiskruid Jacobaea paludosa subassociatie met watermunt
> 20% wolfspoot Lycopus europaeus
dS > 20% blauw glidkruid Scutellaria galericulata subassociatie met watermunt
> 20% kruipende boterbloem Ranunculus repens
dS > 20% moerasspirea Filipendula ulmaria subassociatie met grote vossenstaart
> 20% kale jonker Cirsium palustre
> 20% akkerdistel Cirsium arvense
dS > 20% gewone engelwortel Angelica sylvestris subassociatie met grote vossenstaart
> 20% fioringras Agrostis stolonifera
> 10% grote vossenstaart Alopecurus pratensis
dA > 10% lidrus Equisetum palustre t.o.v. andere associaties van het verbond
> 10% hennegras Calamagrostis canescens
dA gele waterkers Rorippa amphibia t.o.v. andere associaties van het verbond
dS gestreepte witbol Holcus lanatus subassociatie met grote vossenstaart
dS oeverzegge Carex riparia subassociatie met grote vossenstaart
dS bloedzuring Rumex sanguineus subassociatie met grote vossenstaart
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Irido-Salicetum albae van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.