Aktaion
Aktaion | ||||
---|---|---|---|---|
Ἀκταίων, Actaeon | ||||
Aktaion | ||||
Oorsprong | Griekse mythologie | |||
Cultuscentrum | Thebe, oude Griekenland | |||
Gedaante | metamorfose | |||
Dierlijke verschijning | hert | |||
Associatie | held en jager | |||
Literaire bronnen | Metamorphosen, Bibliotheca, Bakchai | |||
Verwantschap | ||||
Ouders | Aristaios en Autonoë | |||
Sculptuur Aktaion en hond, Neues Palais, Potsdam
| ||||
|
Aktaion (Oudgrieks: Ἀκταίων) of Actaeon (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij was de zoon van Aristaios en Autonoë en was afkomstig uit Boeotië.
Aktaion was een uitmuntend jager. Op een zekere dag was hij op jacht samen met zijn vijftig honden in het dal Gargaphië bij de stad Orchomenos. Hij was dorstig en wilde drinken uit het stroompje dat door het dal stroomde. Plots zag hij daar de godin van de jacht Artemis. Samen met een paar nimfen was zij naakt aan het baden in de bron waaruit het riviertje ontsproot. Aktaion stond stil en staarde naar de schoonheid van de maagdelijke godin. Vertoornd over het feit dat hij haar bespiedde veranderde Artemis hem in een hert. Terwijl de arme jager zich realiseerde wat er met hem was gebeurd merkten zijn jachthonden hem op. Ze herkenden hun meester niet en gingen hem achterna. Aktaion sloeg op de vlucht maar werd snel ingehaald en verscheurd (Ovidius, Metamorphosen, III 138-152). (Pseudo-)Apollodoros voegt hier in boek III van zijn Bibliotheek aan toe dat de honden hierna een klagelijk gehuil aanhieven omdat ze hun baasje misten. Op zoek naar hem belandden ze uiteindelijk in het hol van de goede centaur Cheiron, die Aktaion de kunst van het jagen bijgebracht had. Deze bezat een zelfgemaakte beeltenis van Aktaion die de honden troost schonk.
Van Euripides is een andere versie bekend. Volgens hem pochte Aktaion tegen Artemis dat hij een beter jager was dan zij. Als straf voor deze onbeschaamdheid veranderde zij hem in een hert en werd hij door zijn honden verscheurd. (Euripides, Bakchai 337-341)
Artemis werd in het oude Griekenland geëerd door priesteressen met hondenmaskers te laten jagen op als hert verklede mannen.
Ovidius noemt de namen van 36 van de 50 honden: Melampus (Zwartvoet), Ichnobates (Spoorzoeker), Pamphagos (Alleseter), Dorceus (Spieder), Oribasos (Bergloper), Nebrophonos (Hertendoder) Theron (Jager), Laelaps (Stormwind), Pterelas (Vleugelsnel), Agre (Jageres), Hylaeus (Boshond), Nape (Ravijn), Poemenis (Herderin), Harpyia (Grijpster) met twee jongen, Ladon (Grijp), Dromas (Loopster), Canache (Klepper), Sticte (Vlek), Tigris (Tijger), Alce (Kracht), Leucon (Witte), Asbolus (Roet), Lacon (Spartaan), Aëllo (Storm), Thoos (Snel), Lycisce (Wolfje), Cyprius (de Cyprioot), Harpalos (Rover), Melaneus (Zwarte), Lachne (Krulhaar), Labros (Wildebras), Argiodus (Wittand), Hylactor (Blaffer), Melanchaetes (Zwarthaar), Therodamas (Wildvanger) en Oresitrophos (Zoon van de Bergen) en meer.
Stamboom
[bewerken | brontekst bewerken]