De vroege ontsnapping bestond uit zestien renners waarin onder meer Joost Posthuma, Maxime Monfort en Dries Devenyns.
Aan de voet van de Col d’Agnel kwamen Marcus Burghardt, Jegor Silin en de Mickaël Delage aansluiten bij de zestien. Ze liepen uit tot maximum 9’10”.
Na de Col d’Agnel en de Izoard bleven er nog slechts vijf renners over. Maksim Iglinski haalde eerst de top, voor Nicolas Roche, Monfort, Dries Devenyns en Silin.
Op zestig kilometer van de finish ging Andy Schleck alleen aan de haal. Monfort wachtte zijn kopman op en samen zette ze de afdaling in en kwamen vlug bij de kopgroep. Op de klim naar de Galibier werkte enkel Devenyns mee. Intussen overlegden Samuel Sánchez en Alberto Contador in het peloton over wat hen te doen stond. Maar dat bracht geen aarde aan de dijk, of zoals ze in Nederland zeggen: "dat zette geen zoden aan de dijk". Integendeel, Montfort en Schleck liepen nog uit.
Met nog vijftien kilometer voor de boeg moest Montfort afhaken en Schleck ging alleen verder. De andere favorieten keken naar elkaar, maar er gebeurde niets, zodat Schleck tot vier minuten uitliep en ruim virtueel in het geel stond.
Uiteindelijk nam Cadel Evans toch de leiding en helemaal alleen sleurde hij het peloton voort. Bij het naderen van de top dunde de groep uit. Onder meer Jelle Vanendert en Contador moesten lossen. Thomas Voeckler bleef aanklampen om zijn gele trui te redden. Andy Schleck was ongenaakbaar en haalde alleen de top met meer dan twee minuten op zijn broer Fränk Schleck die in extremis nog van de anderen wegreed. Evans kon de schade beperken tot 2'15" en Voeckler redde nog nipt zijn gele trui met vijftien seconden.
De bus, bestaande uit 89 renners, waaronder Mark Cavendish en Philippe Gilbert was buiten tijd. De organisatie viste hen terug op, zo niet zou het peloton gehalveerd worden. Ze verliezen wel 20 punten in het puntenklassement, wat voor Cavendish een slechte zaak was, want zijn concurrent José Joaquín Rojas haalde wel de tijdslimiet.