Lantiwee
Lantiwee, ook geschreven als Lantiwé of Lantiwei, is een Aukaans dorp, gelegen aan de Cotticarivier in het ressort Wanhatti, district Marowijne in Suriname.
Plaats in Suriname | |||
---|---|---|---|
Situering | |||
District | Marowijne | ||
Ressort | Wanhatti | ||
Coördinaten | 5° 47′ NB, 54° 25′ WL | ||
Algemeen | |||
Inwoners | Aukaners | ||
Foto's | |||
Tekening van Lantiwei (1874) | |||
|
Het dorp Lantiwee heeft ongeveer veertig inwoners en ligt 20 kilometer ten noorden van Moengo. Sinds 2011 is de laterietweg (bauxietweg) die Wanhatti verbindt met de oostelijke tak van de Oost-West verbinding doorgetrokken naar Lantiwee. Daarvoor was het dorp alleen te voet of over de rivier te bereiken. De weg volgt het tracé van een oud militair kordonpad.[1]
Lantiwee vervult een belangrijke streekfunctie op het gebied van de gezondheidszorg. In 1980 richtte de Amerikaanse baptiste, zendingsverpleegkundige en verloskundige Anne Dreisbach (1948) een medische hulppost op in het dorp. Naast evangelisatie biedt zij medische zorg aan ca. 2000 bewoners van de dorpen aan de Cottica. [2][3]
Tijdens de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) vluchtten veel bewoners naar Frans-Guyana of naar Paramaribo.
’s-Lands Welvaren (Devil’s harwar)
bewerkenLantiwee ligt op de plek waar rond 1688 een plantage lag.[4] Het koloniale leger vestigde hier later een permanente militaire post die ’s-Lands Welvaren werd genoemd. De functie van de post was het bieden van bescherming aan de verder stroomafwaarts gelegen plantages tegen overvallen door marrons. Tijdens de Eerste Boni-oorlog werd de post door de koloniale troepen gebruikt als uitvalsbasis voor de veldtochten tegen de Boni-marrons.
John Gabriël Stedman geeft een uitgebreide beschrijving van de post die gelegen was op droge grond op de linkeroever van de Cottica. De post was over land bereikbaar door een kordonpad die 's-Lands Welvaren verbond met Belair, een post aan de Pericarivier. Er stonden verschillende gebouwen, voor de bevelhebber, voor de onderofficieren en voor het voetvolk. De gebouwen waren opgetrokken uit hout van de Açaipalm. Daarnaast waren er een hospitaal, een magazijn voor kruit en levensmiddelen, keukens en een bakhuis aanwezig. De post beschikte over een eigen waterput. Er werd kleinvee gehouden: schapen, varkens, kippen en een koe. Ook waren er kleine moestuintjes aangelegd.
’s-Lands Welvaren stond bekend als een ongezonde plek. De soldaten noemden het kamp Devil's harwar (haven van de duivel) vanwege de vele soldaten die ziek werden door de ontberingen van de veldtochten of die werden geveld door tropische ziekten overgebracht door steekmuggen of veroorzaakt door zandvlooien.[5]
- ↑ Nikki Mulder, Hoop voor vergeten dorpen aan de Cottica. De Ware Tijd en nikkimulder.wordpress.com (23 februari 2013). Gearchiveerd op 24 februari 2020. Geraadpleegd op 24 februari 2020.
- ↑ Nikki Mulder, De moeder Teresa van de Cotticarivier. De Ware Tijd en nikkimulder.wordpress.com (16 februari 2013). Gearchiveerd op 24 februari 2020. Geraadpleegd op 24 februari 2020.
- ↑ Jaap Hoogendam, Aucaners langs de Cottica leven primitief. Parbode (31 maart 2011). Gearchiveerd op 4 maart 2016. Geraadpleegd op 24 februari 2020.
- ↑ Caerte van de rivieren van Suriname en Commowine (1688).jpg
- ↑ (en) John Gabriël Stedman, Narrative of a Five-years’ Expedition against the Revolted Negroes of Surinam, in Guiana on the Wild Coast of South America; from the year 1772, to 1777. J. Johnson and J. Edwards, London, 1796. In 1988 verscheen een nieuwe transcriptie van het originele manuscript voorzien van een introductie en voetnoten door Richard and Sally Price. The Johns Hopkins University Press, Baltimore. 1988. ISBN 0 8018 3416 3. Nederlandse vertaling: Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana (1799-1800). Johannes Allart, Amsterdam, 1799 (fotomechanische herdruk Uitgeverij S. Emmering, Amsterdam, 1974)