Huisorde

(Doorverwezen vanaf Dynastieke orde)

Een huisorde (ook: dynastieke orde) is een ridderorde die door een monarch als Chef-de-famille wordt uitgereikt, naar eigen inzicht. Dynastieke orden bestaan zowel in de Regerende als afgezette families. De huisorde is in hoofdzaak bedoeld om de dynasten te onderscheiden, de troongerechtigden, maar daar zijn afwijkingen niet ongewoon. Ook leden van de hofhouding en het personeel kunnen met een huisorde worden onderscheiden.

Geschiedenis en ontwikkeling van de huisorden

bewerken

De eerste ridderorden waren verenigingen van kruisridders of kooplieden die naar het Heilige Land trokken tijdens de kruistochten. Bekende voorbeelden zijn de Johanniterorde, de Orde van Malta, de Duitse Orde en de Tempeliers. Deze orden en hun evenknieën in Spanje en Portugal hadden een even strijdbaar als religieus karakter. De Orde van de Kousenband, in 1348 door Eduard III gesticht, was de eerste orde die aan het koninklijke hof was gebonden. Het was een exclusief gezelschap vrienden en bondgenoten van de koning en zij dosten zich, als blijk van verbondenheid met de monarch, uit met versierselen van de orde. Ook de vorst droeg deze eretekens.

Het Engelse voorbeeld vond navolging in Europa. In de daaropvolgende eeuw stichtte men ook in Savoye, Bohemen en Duitsland, Bourgondië, Berg en Denemarken ridderorden. Ook de andere Europese vorsten volgden.

 
De onderste onderscheiding op de sjerp van Oswald von Wolkenstein is geïdentificeerd als de Orde van de Vaas, de bovenste is de Orde van de Draak.

In de late 15e eeuw bloeiden de ridderorden in Europa. Oswald von Wolkenstein (1376-1445) droeg er, zo zien we op zijn beroemde portret, een viertal uit evenzovele landen.

In de 15e eeuw werden de grote ridderorden zoals de Orde van de Kousenband en de Orde van het Gulden Vlies belangrijke en zeer exclusieve instrumenten in het diplomatieke en politieke leven. Er ontstond ook de behoefte om andere, minder prominente, mensen te onderscheiden. Met dit doel werden de huisorden en de militaire orden gesticht. De laatste dienden als onderscheiding voor dapperheid of trouwe dienst, de huisorde was geschikt om familieleden te onderscheiden en dienaren te belonen.

In het absolutistische tijdperk was de vorst de staat. Er werd dan ook nog geen al te strenge scheiding aangebracht tussen zijn huis, zijn familie en zijn staat. In de tweede helft van de 18e eeuw veranderde dat.

Vooral in Duitsland ontstonden ridderorden die "Hausorden" (Nederlands: "huisorden") werden genoemd. Veel van deze orden waren niet meer dan een gezelschap adellijke vrienden die een ster of kruis aan een lint droegen, maar de stichter moest wel een regerend vorst zijn. Ook de Orde "Pour Mes Amis" (Nederlands: "voor mijn vrienden") van de vorst van Isenburg Birstein is daarvan, gezien de naam, een fraai voorbeeld. In het Heilige Roomse Rijk, dat meer dan 200 onafhankelijke territoria omvatte, was aan stichters van ridder- en huisorden geen gebrek. Vaak werden de huisorden met hun stichter ook weer ten grave gedragen. Hun opvolger stelde dan zijn of haar eigen orde in.

In 1803 werd in Reichsdeputationshauptschluss een eind gemaakt aan het bestaan van ongeveer 170 van de 200 Duitse staten. In een aantal gevallen bleven de afgezette, gemediatiseerde vorsten onderscheidingen in hun huisorden verlenen. De vorsten van Hohenlohe (de Orde van de Feniks) en Isenburg-Birstein (de Orde "Pour Mes Amis") zijn daarvan voorbeelden.

In de 19e eeuw werden huisorden en orden van de staat duidelijker dan voorheen gescheiden. Ook de begroting werd duidelijk, de vorst moest de kosten van zijn huisorde zelf dragen. De Huisorde van Hohenzollern was een typische huisorde; de hoogste rangen dienden ter onderscheiding van de familie Hohenzollern en bevoorrechte en verdienstelijke relaties, de lagere rangen konden ook aan dienaren van het huis worden toegekend. In Oldenburg werd, ondanks deze trend, in 1838 nog een "Haus- und Verdienstorden Herzog Peter Friedrich Ludwig" (Nederlands: huis- en verdienstorde van Peter Friedrich Ludwig) gesticht. In Oldenburg werd tussen de beide ordetypen nog geen verschil gemaakt.

In 1918, het jaar waarin de Duitse vorsten werden afgezet, bezaten de Duitse en Europese vorsten ieder één of meer huisorden. De late 19e eeuw en de eerste jaren van de 20e eeuw waren hoogtijdagen voor de onderscheidingen geweest; de vorsten reisden veel en bij de steeds vaker voorkomende staatsbezoeken werd kwistig met onderscheidingen gestrooid. Zie daarvoor de medaille van de Kroonorde die door de Duitse keizer kwistig werd verleend.

Toen de drie keizerrijken en de monarchieën van Midden-Europa in 1917 en 1918 ophielden te bestaan, bleven er evenzovele zeer standsbewuste, voormalig regerende families over. De afgezette vorsten en hun vermoedelijke opvolgers bleven in veel gevallen hun huisorden en soms zelfs de onderscheidingen van hun staat verlenen. Het verlenen van de Stanislaus-Orde door de Russische pretendenten en de hoge Orde van de Zwarte Adelaar door de afgezette Duitse keizer zijn juridisch omstreden. Dit waren immers geen huisorden. Dat de koninklijke familie van Beieren zijn huisorden bleef verlenen is juridisch wel correct.

Overzicht van huisorden

bewerken

Deze opsomming is niet compleet en men kan van mening verschillen over de vraag of een orde een huisorde is[1]. Wanneer een orde "huisorde" heet dan is hij in deze lijst op zijn plaats, ook wanneer die orde als algemene orde van verdienste werd of wordt gebruikt. De orden waarvan een niet (meer) regerende edelman die in de Almanach de Gotha wordt genoemd zich de grootmeester noemt, zijn in deze lijst opgenomen, ook wanneer het recht van deze grootmeester ter discussie staat.

De vraag of een orde een legitieme ridderorde of een pseudo-orde is hangt samen met het begrip fons honorum (Latijn: "bron van eer"). Soevereine vorsten en regeringen zijn in het recht met uitsluiting van alle anderen degenen die maatschappelijke eretitels en eerbewijzen scheppen. Adeldom, eretitels en ridderorden zijn dus verbonden aan een dergelijke "fons honorum". Dat kan een lang geleden afgetreden of afgezette koning en ook het hoofd van een ten tijde van het Congres van Wenen in 1815 regerende familie zijn. Alle regeringen erkennen het recht van de hoofden van deze families om titels in de eigen familiekring te verlenen en orden uit te reiken. De Bondsrepubliek Duitsland, thuis van 26 van deze vorstelijke families, kent geen adeldom meer en het Duitse recht erkent de besluiten waarin een "chef" van een dergelijk huis een titel of predicaat verleent of zelfs ontneemt niet.

De Russische en Poolse orden van vóór 1917, orden die - ook al zijn het geen huisorden - door de pretendente van de Tsarenkroon ook nu nog worden verleend zijn eveneens vermeld.

De Orde van de Kousenband, Orde van de Distel en de Leopoldsorde hebben sterk het karakter van een dynastieke orde.[2] Het is sinds 1947 aan de Britse koning om benoemingen te doen en de weinige leden zijn bijna allen verwanten, vrienden en collegae van de Britse koningin. Dat geeft deze orden het karakter van een dynastieke orde. De Orde van het Gulden Vlies is in Spanje al vele eeuwen een orde van verdienste die door de regering wordt verleend. Toch gebruiken de Spaanse koningen de onderscheiding ook als een huisorde. De Oostenrijkse orde van het Gulden Vlies heeft haar laat-middeleeuwse karakter van katholieke ordegemeenschap en huisorde van het huis Oostenrijk wél bewaard. In Nederland hebben de Raad van State en de Hoge Raad van Adel in 1905 een advies over de op te richten Huisorde van Oranje gegeven. De twee raadgevers van de regering kwamen tot verschillende conclusies en uit de discussie werd duidelijk dat het niet mogelijk is om een precieze scheiding tussen ridderorden en huisorden aan te geven. In 1886 is in Nederland onderzocht of er in Nederland huisorden bestonden. De hoofden van de families Van Aldenburg Bentinck, Van Rechteren Limpurg en Van Limburg Stirum, gemediatiseerde Duitse vorsten, zouden een dergelijke orde hebben kunnen stichten. Dit bleek, zo vermeldt van Zelm van Eldik, niet het geval te zijn.

Men ging in dat geval voorbij aan de instelling van de Orde van Sint-Filippus van de Leeuw van Limburg en de Orde van de Oude Adel, ook wel "Orde van de drie Keizers" genoemd, door de tot 1806 in het Duitse graafschap Limburg (in Hessen) regerende grafelijke huis Limburg Stirum.

Deze lijst bevat de namen van de landen waar de huisorde thuis is of was en een link naar de beschrijving van de orde. Bij de nog bestaande huisorden van de niet (meer) regerende families en de verjaagde vorsten die de ridderorden van hun land blijven verlenen, is de naam van die familie vermeld.

  • [1] Een publicatie van het overleg van de grootmeesters van een aantal legitieme ridderorden.

Overzicht

bewerken

en de in 1988 ingestelde Orde van de Heilige Aartsengel Michaël.

De drie Saksisch-Ernssinische linies, Saksen-Coburg-Gotha, Saksen-Meiningen en Saksen-Altenburg deelden en delen een huisorde. Het is de

en

De Orde van de Gouden Ark, een door prins Bernhard der Nederlanden gestichte orde.