De aanvullende dagen, jours complémentaires van de Franse republikeinse kalender waren dagen aan het einde van het jaar, die wel tot het jaar, maar niet tot enige maand behoorden.
Aanvankelijk sansculottides (analoog aan sansculotte) genoemd, bij de wet van 4 frimaireII (24 november 1793), werden ze spoedig herdoopt in aanvullende dagen, bij een nieuwe wet van 7 fructidor III (24 augustus 1795).
De aanvullende dagen waren nodig omdat de kalender 12 maanden van elk 30 dagen telde, dus samen 360 dagen. Om het aantal van 365¼ dag (zonnejaar) vol te maken voegde men 5 dagen aan de kalender toe, plus nog 1 in de schrikkeljaren. Zij werden geplaatst na de laatste maand van het jaar, fructidor, teneinde de nieuwjaarsdag van de meridiaan van Parijs blijvend de dag te laten zijn waarop de herfstequinox valt. Zelfs al voor de naamsverandering vindt men teksten, toentertijd opgetekend, vooral in de akten van de burgerlijke stand uit het einde van de jaren II en III, die de opmerking « zulk een aanvullende dag van het tweede (derde) jaar van de Franse republiek » bevatten.
De zes aanvullende dagen:
1e aanvullende dag (primidi), genaamd jour de la vertu, dag van de deugd
2e aanvullende dag (duodi), genaamd jour du génie, dag van het vernuft
3e aanvullende dag (tridi), genaamd jour du travail, dag van de arbeid
4e aanvullende dag (quartidi), genaamd jour de l'opinion, dag van de meningsuiting
5e aanvullende dag (quintidi), genaamd jour des récompenses, dag van de beloning
6e aanvullende dag (sextidi), genaamd jour de la révolution, revolutiedag (alleen in de schrikkeljaren III, VII en XI)
Conversietabel tussen de republikeinse en de gregoriaanse kalender voor de aanvullende dagen