Olie-industrie in Suriname

sector in de Surinaamse economie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Ymnes (overleg | bijdragen) op 5 aug 2024 om 17:45. (Onshore)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Mee bezig
Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

De Olie-industrie in Suriname bleef van 1980 tot 2020 beperkt tot olievelden die zich onshore in de bodem van het district Saramacca bevinden. Deze olie wordt met jaknikkers opgepompt en de opbrengsten ontwikkelden zich langzaam. Het doel was ook om kennis over de oliewinning op te bouwen. In 2022, zeven jaar na het wegvallen van de bauxietinkomsten, is olie goed voor een derde van de staatsinkomsten. Na de vondst van offshore-olie vanaf januari 2020 groeit de hoop dat Suriname zich uit de armoedige situatie kan werken. De eerste productie wordt in 2028 verwacht. Hierbij krijgt het land te maken met risico's, waaronder verkwanseling door corruptie, de grondstoffenvloek of Hollandse Ziekte, grote afroming door de oliegiganten en de terugloop van de vraag als gevolg van de maatregelen tegen klimaatopwarming.

Geschiedenis

Onshore

Aan land werd in Suriname de eerste olievondst in 1965 gedaan. Deze bron bevindt zich bij het dorpje Calcutta in het district Saramacca. Het ging om dikke olie van 16-API die vanwege de lage productie als niet-winstgevend werd beschouwd.[1]

In 1980 tekende Suriname met Gulf Oil het eerste productiecontract. Toen werd ook Staatsolie Maatschappij Suriname (kortweg Staatsolie) opgericht, door Eddy Jharap die jarenlang de directeur en geestelijk vader was. Om kennis op te bouwen werd begonnen met het oppompen van dikke olie uit het veld van Catharina Sophia, eveneens in Saramacca. De productie bedroeg 120 vaten per dag die met jaknikkers uit 5 bronnen werd gepompt. De olie werd via het Saramaccakanaal en de Surinamerivier naar Suralco vervoerd die het verkocht als stookolie. De productie nam geleidelijk aan toe, evenals de kennis en de inkomsten.[1] De productie lag in 1993 op 7.000 vaten per dag.[2]

In 1995 bouwde Staatsolie aan de Surinamerivier een kleine olieraffinaderij, waarmee de kennis verder uitgebreid werd. De capaciteit werd in 2010 uitgebreid en sindsdien worden ook benzine, diesel en asfalt geproduceerd.[1] Op jaarbasis was de productie van Staatsolie in 2022 ruim 6 miljoen vaten. Met 840 miljoen US$ omzet was Staatsolie dat jaar goed voor een derde van de staatsinkomsten.[2]

Offshore

Voor de kust vonden ExxonMobil en enkele aangesloten bedrijven in 2015 olie voor de kust van buurland Guyana. Het gaat om olie van hoge kwaliteit die sinds 2019 opgepompt wordt. Sinds begin 2020 wordt ook de eerste olie voor de Surinaamse kust aangetroffen.[1] De eerste grote vondst werd op 7 januari 2020 bekend gemaakt door Apache Corporation (APA, Amerikaans) en TotalEnergies (Frans). Door de trend van steeds meer olievondsten in Guyana, kwam de vondst in Suriname niet meer onverwacht. Drie maanden later maakten de twee bedrijven een nieuwe vondst bekend en in juli nog een vondst. In juni 2024 staat het aantal vondsten inmiddels op acht. Er wordt gerekend op inkomsten van uiteindelijk ruim 15 miljard US$ bij elkaar.[2]

De verwachting was aanvankelijk dat de olie niet eerder dan in 2025 opgepompt kan worden.[1] Later stelde Patrick Pouyanné van TotalEnergies de verwachting bij naar 2028.[3] Zeker is wel dat het aantal vaten dat Guyana naar boven kan pompen vele malen groter is dan Suriname zal lukken. Daar waar in november 2023 de verwachting voor Guyana ligt op elf miljard vaten (11.000 miljoen), ligt de verwachting voor Suriname 700 miljoen vaten. Vanwege de vondst van een enorm olieveld in Namibië kwam meer focus van TotalEnergies daar te liggen.[4]

Het gaat om acht blokken van bij elkaar 13.524 km2 die in westelijke kustgedeelte liggen.[5][6] Staatsolie, tot dan toe een kleine speler in de internationale oliewereld, kwam in deze jaren als toezichthouder naar boven van grote oliemaatschappijen die actief zijn in de Surinaamse wateren, zoals verder ExxonMobil, Chevron (beide Amerikaans), Shell (Brits-Nederlands) en Petronas (Maleisisch).[2]

Risico's

Het hebben van grote inkomsten uit grondstoffen wordt ook wel de grondstoffenvloek genoemd, omdat veel landen er niet in slagen om daadwerkelijk vooruitgang te boeken als gevolg van corruptie en economische effecten.[2] In oktober 2023 kopte De Ware Tijd dan ook "De Surinaamse oliedroom: Nachtmerrie of zegen?"[3] en Parbode in juni 2024 "Grote olievondsten voor de kust van Suriname: vloek of zegen?"[2] In Nederland werd in 1959 aardgas ontdekt waarvan The Economist in 1977 de gevolgen omschreef als de Hollandse Ziekte. Het fenomeen was namelijk dat de snelle economische groei als gevolg van de gasinkomsten leidde tot het verval van andere sectoren. Nederland kreeg te maken met een sterke munt, toen nog de gulden, die een impuls was voor importen en Nederlandse producten in het buitenland duur maakten.[7]

Er zijn relatief veel landen waarvan de economie is gekrompen. Volgens de analyse van Dimitri Tjon Sie Fat van Stichting Projekta zijn er ook landen die slaagden om economisch sterker te worden. "Dat zijn landen die inzetten op een sterk wettelijk kader, sterke instituten en een faciliterend investeringsklimaat", aldus Tjon Sie Fat in 2024. Hij stelde toen echter ook een algeheel capaciteitsgebrek bij de Surinaamse overheid en in de wetgeving vast.[2] In de media wordt in november 2023 ook wel een welvaartsfonds voor de toekomst geopperd als oplossing voor Suriname.[8]

Of Suriname een goede overeenkomst getekend heeft met TotalEnergies, is niet duidelijk omdat Staatsolie de inhoud niet heeft vrijgegeven.[9] Toen Global Witness zich in 2020 ook nog op de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen richtte, rekende die Guyana voor dat het land een uitbuitcontract had getekend waardoor het rond de 50 miljard US$ aan inkomsten mis zou lopen.[10] Als een van de voorstellen om meer inkomsten uit de activiteiten van de oliemaatschappijen te krijgen, wordt local content geopperd, waarmee bedoeld wordt dat vooral de lokale bedrijven profiteren. Hierbij wordt ook gedacht aan de inzet van Surinaamse bedrijven in de catering, transport, enz.[11]

Volgens Patrick Brunings, Offshore Exploratie Asset Manager bij Staatsolie, zal Suriname proactief moeten zijn met de miljardeninkomsten uit de offshore-olie, omdat de olie ooit op zal raken. Die zouden volgens hem direct geïnvesteerd moeten worden in sectoren die met olie niets te maken hebben, zodat Suriname na de tijd niet in een diep economisch gat terechtkomt. "hoe ver durven we vooruit te kijken? Welke sectoren willen we over 25 jaar ontwikkeld hebben? Waarin moeten we investeren? Als we dat niet eerst vastleggen ... dan zullen we op het eind van de rit niets hebben overgehouden," aldus Bruinings.[2]

Verder is er nog de ontwikkeling dat de wereld zich steeds meer keert tegen het gebruik van fossiele brandstoffen. Fatih Birol, directeur van het Internationaal Energieagentschap (IEA), verwacht de daling van de vraag zich nog voor het jaar 2030 zal inzetten. De daling is het gevolg van de maatregelen die genomen worden om klimaatopwarming van de aarde tegen te gaan.[12]