Since time immemorial, one can recognize the favourable effect of infrastructure. Since ages, inf... more Since time immemorial, one can recognize the favourable effect of infrastructure. Since ages, infrastructures have structured the form, dimensions and direction of urbanisation. Bearing this in mind, it is striking how infrastructural works are planned and designed. Often new infrastructure is looked upon as a derived function, as if it only serves to interconnect point A and B, while nothing happens in between. The present highway and High-Speed Train planning in the Netherlands is exemplary for this practice. Nevertheless, this practice becomes also more and more distressed, while favourable and catalyst effects of infrastructures becomes more and more manifest in the rising network society. Here, one can not only recognize a favourable effect of infrastructures themselves, but also of how they are used in developing virtual networks, which arise with this. It means that the catalyst effect of infrastructures have to be investigated on these three levels. This essay deals with fou...
p.p. Dit boek is de publieksuitgave van een onderzoek, waarop Maarten Van Acker in december 2011 ... more p.p. Dit boek is de publieksuitgave van een onderzoek, waarop Maarten Van Acker in december 2011 aan de Katholieke Universiteit van Leuven promoveerde. Het handelt over de interactie tussen infrastructuurontwikkeling en ruimtelijke ordening; meer bepaald over de bewuste infrastructuurinzet van planners om beoogde ruimtelijke ontwikkelingen te bereiken. En alhoewel een dergelijke inzet elders al gebruikelijk of in ieder geval veel besproken is, lijkt dat in België zelden het geval. Dit is het land dat doorgaans toch bekend staat als een 'ingenieursland', alwaar steenwegen en doortochten heersen, alwaar bruggen worden gebouwd zonder aansluitende open afritten (laat staan verstedelijking), alwaar tunnels worden aangelegd om vervolgens snel te vergeten en alwaar snelwegen verdwijnen in een 'Vlaamse nevel' of openbaar vervoerlijnen ogenschijnlijk willekeurig ontstaan, zonder een duidelijke motivatie; enkel als compensatie voor een vergelijkbare investering in een andere taalgemeenschap. Wat dat betreft is dit boek een welkome aanvulling op een wellicht hardnekkig vooroordeel. Het behandelt drie regio's en daarmee eigenlijk ook drie perioden in de Vlaamse planninggeschiedenis, waarin volgens Maarten van Acker (en zijn promotoren: Marcel Smets en Bruno De Meulder) wel degelijk sprake is geweest van een bewuste interactie tussen infrastructuur en ruimtelijke planning: de kolonialisering van de Kempen vanaf de onafhankelijkheid van België van de Nederlanden van koning Willem I, de ontwikkeling van de Belgische kust gedurende grofweg het tijdperk van koning Leopold II, en het stedelijk expanderen van Antwerpen gedurende de 20 e eeuw. In een mooi geïllustreerde studie naar de ontwikkeling van de Kempen laat Van Acker zien dat de aanleg van de kanalen van Luik naar Herentals en van Hasselt naar Antwerpen niet zomaar bedoeld waren om de haven van Antwerpen met zijn achterland te verbinden. Eerder in tegendeel, de aanleg van dei kanalen was vooral ook gericht op militaire doelen, als een eerste verdedigingslinie tegen Nederland, alsmede op de agrarische kolonialisering van de toen nog ongerepte Kempen, via irrigatie van het omliggende land. In vergelijkbare zin argumenteert Van Acker dat de aanleg van IJzeren Rijn vooral ook, al dan niet bewust, grootschalige, vervuilende industrialisering mogelijk maakte in een vooralsnog leeg land. Waterweg-en spoorwegontwikkeling zouden elkaar onderling versterken. Met een beetje goede wil wordt op deze wijze tevens de aanleg van het Albertkanaal gekoppeld aan de ontwikkeling en uitbating van het Belgisch Limburgs kolenbekken van Beringen tot aan de Nederlandse grens. Eenzelfde betoog ontwikkelt Van Acker met betrekking tot de ontwikkeling en toeristische exploitatie van de Belgische kust. Bekend is het verhaal dat de uitbouw van Oostende grotendeels te danken is aan de initiatieven van de België-Congo 'Bouwkoning' Leopold II. Maar al spoedig werden vanuit die Hub Oostende (en later Blankenberge, Nieuwpoort en Heist) paardentrams uitgebaat om hotels te ontsluiten voor een steeds meer gegoede Belgische burgerij. Met de uitbreidende toeristische betekenis van de kust en de modernisering cq. elektrificering van die lokale stelsels, ontstond ook de behoefte de kuststeden onderling te verbinden. Daaraan bijgedragen hebben de behoefte tot ontsluiting van het tussengelegen boerenland, alsmede de behoefte om bouwmaterialen te vervoeren voor de noodzakelijke verbetering van de kustverdediging. Een en ander
Since time immemorial, one can recognize the favourable effect of infrastructure. Since ages, inf... more Since time immemorial, one can recognize the favourable effect of infrastructure. Since ages, infrastructures have structured the form, dimensions and direction of urbanisation. Bearing this in mind, it is striking how infrastructural works are planned and designed. Often new infrastructure is looked upon as a derived function, as if it only serves to interconnect point A and B, while nothing happens in between. The present highway and High-Speed Train planning in the Netherlands is exemplary for this practice. Nevertheless, this practice becomes also more and more distressed, while favourable and catalyst effects of infrastructures becomes more and more manifest in the rising network society. Here, one can not only recognize a favourable effect of infrastructures themselves, but also of how they are used in developing virtual networks, which arise with this. It means that the catalyst effect of infrastructures have to be investigated on these three levels. This essay deals with fou...
p.p. Dit boek is de publieksuitgave van een onderzoek, waarop Maarten Van Acker in december 2011 ... more p.p. Dit boek is de publieksuitgave van een onderzoek, waarop Maarten Van Acker in december 2011 aan de Katholieke Universiteit van Leuven promoveerde. Het handelt over de interactie tussen infrastructuurontwikkeling en ruimtelijke ordening; meer bepaald over de bewuste infrastructuurinzet van planners om beoogde ruimtelijke ontwikkelingen te bereiken. En alhoewel een dergelijke inzet elders al gebruikelijk of in ieder geval veel besproken is, lijkt dat in België zelden het geval. Dit is het land dat doorgaans toch bekend staat als een 'ingenieursland', alwaar steenwegen en doortochten heersen, alwaar bruggen worden gebouwd zonder aansluitende open afritten (laat staan verstedelijking), alwaar tunnels worden aangelegd om vervolgens snel te vergeten en alwaar snelwegen verdwijnen in een 'Vlaamse nevel' of openbaar vervoerlijnen ogenschijnlijk willekeurig ontstaan, zonder een duidelijke motivatie; enkel als compensatie voor een vergelijkbare investering in een andere taalgemeenschap. Wat dat betreft is dit boek een welkome aanvulling op een wellicht hardnekkig vooroordeel. Het behandelt drie regio's en daarmee eigenlijk ook drie perioden in de Vlaamse planninggeschiedenis, waarin volgens Maarten van Acker (en zijn promotoren: Marcel Smets en Bruno De Meulder) wel degelijk sprake is geweest van een bewuste interactie tussen infrastructuur en ruimtelijke planning: de kolonialisering van de Kempen vanaf de onafhankelijkheid van België van de Nederlanden van koning Willem I, de ontwikkeling van de Belgische kust gedurende grofweg het tijdperk van koning Leopold II, en het stedelijk expanderen van Antwerpen gedurende de 20 e eeuw. In een mooi geïllustreerde studie naar de ontwikkeling van de Kempen laat Van Acker zien dat de aanleg van de kanalen van Luik naar Herentals en van Hasselt naar Antwerpen niet zomaar bedoeld waren om de haven van Antwerpen met zijn achterland te verbinden. Eerder in tegendeel, de aanleg van dei kanalen was vooral ook gericht op militaire doelen, als een eerste verdedigingslinie tegen Nederland, alsmede op de agrarische kolonialisering van de toen nog ongerepte Kempen, via irrigatie van het omliggende land. In vergelijkbare zin argumenteert Van Acker dat de aanleg van IJzeren Rijn vooral ook, al dan niet bewust, grootschalige, vervuilende industrialisering mogelijk maakte in een vooralsnog leeg land. Waterweg-en spoorwegontwikkeling zouden elkaar onderling versterken. Met een beetje goede wil wordt op deze wijze tevens de aanleg van het Albertkanaal gekoppeld aan de ontwikkeling en uitbating van het Belgisch Limburgs kolenbekken van Beringen tot aan de Nederlandse grens. Eenzelfde betoog ontwikkelt Van Acker met betrekking tot de ontwikkeling en toeristische exploitatie van de Belgische kust. Bekend is het verhaal dat de uitbouw van Oostende grotendeels te danken is aan de initiatieven van de België-Congo 'Bouwkoning' Leopold II. Maar al spoedig werden vanuit die Hub Oostende (en later Blankenberge, Nieuwpoort en Heist) paardentrams uitgebaat om hotels te ontsluiten voor een steeds meer gegoede Belgische burgerij. Met de uitbreidende toeristische betekenis van de kust en de modernisering cq. elektrificering van die lokale stelsels, ontstond ook de behoefte de kuststeden onderling te verbinden. Daaraan bijgedragen hebben de behoefte tot ontsluiting van het tussengelegen boerenland, alsmede de behoefte om bouwmaterialen te vervoeren voor de noodzakelijke verbetering van de kustverdediging. Een en ander
Uploads
Papers by Luuk Boelens